PursonMet het eerste album The Circle And The Blue Door uit 2013, was het brein van de Britse psychedelische progrockband Purson eigenlijk helemaal niet zo tevreden. In de aanloopperiode naar het tweede album Desire’s Magic Theatre leert de bloedmooie multi-instrumentalist/tekstschrijfster/zangeres Rosie Cunningham (25) hoe ze het beter moet aanpakken. De analoge opnames van het album vinden plaats in de met vintage doordrenkte Gizzard Studio’s in London. Cunningham houdt de touwtjes bijna volledig in eigen handen met dit album. Ze schrijft al het materiaal en speelt grotendeels alle instrumenten zelf in. Bij het beluisteren van het album ga je zo’n veertig jaar terug in de tijd, maar blijf je met beide benen in deze eeuw.

Door Marije Heida

Mocht je de bak met nieuw binnengekomen vinyl in de lokale platenzaak aan het doorspitten zijn, zal het oog zeker vallen op de opvallende gekleurde hoes van het nieuwe album van het Britse Purson. Centraal staat frontvrouw Cunningham, zo blauw als een smurf, naakt en afgebeeld als een Hindoegod met meerdere armen waarbij ze enkel een gitaar om haar nek heeft hangen. Niks vermoedend zul je op de achterkant zoeken naar de releasedatum en opkijken dat deze band niet halverwege de jaren zestig of begin jaren zeventig actief was, maar in 2016 floreert. Nee, het gaat hier om een groep muzikanten die ogenschijnlijk 35 jaar te laat geboren is, maar op geheel eigen wijze hun weg vindt in deze eeuw met muziek uit die tijd.

Het hele album is te zien als een ode aan de periode waar de progressieve en psychedelische rock onder invloed van de geestverruimende middelen tot een hoogtepunt kwam. Vooral de arrangementen die Cunningham vanuit haar eigen geest muzikaal weet over te brengen treffen hun doel in bijvoorbeeld titelnummer Desire’s Magic Theatre, Mr Howard en I Know. Intro’s, outro’s en intermezzo’s worden gedomineerd door strijkers, blazers, dwarsfluit, piano, noem het allemaal maar op. Het maakt het album compleet en voelt op de één of andere manier warm aan.

Een ander opvallend aspect is, met alle respect, de hoge herkenningsfactor van de meeste nummers. Het lijkt alsof je meedoet aan een popquiz waarbij je een intro moet raden van een nummer. De invloeden van de band en de referenties naar de groten van die periode liggen er behoorlijk dik bovenop. Of het bewust of onbewust is, is alleen te beantwoorden door mevrouw Cunningham herself, maar het zorgt eerder voor een positief gevoel van herkenning dan dat irritatie overheerst. Om enkele referenties aan te halen: de dwarsfluitpartijen van Desire’s Magic Theatre doen meteen verlangen naar een album van Jethro Tull uit je vaders platencollectie. Electric Landlady komt recht uit de Jimi Hendrix doos en heeft daardoor een veel meer rechttoe rechtaan jaren zeventig feel en verfijning.

Met een titel als The Skyparade plus het prachtige akoestische intro met bijval van Hammond orgel, kan dit niet anders dan een eerbetoon zijn aan Stairway To Heaven van Led Zeppelin. The Window Cleaner heeft een San Francisco flower power sound en grijpt meteen terug op het geluid van Jefferson Airplane en The Byrds. Het popquiz-gevoel krijgt vooral de overhand in het intro van Mr Howard. Na enig denkwerk en naarstig zoeken in de krochten van de muzikale bibliotheek in de hersenpan, schiet ineens Spirit In The Sky van Norman Greenbaum door het hoofd. Het maakt dat het album een bloemlezing is van een periode waar zoveel klassiekers het daglicht zagen.

Met het nummer Dead Dodo Down slaat Cunningham de weg in van de variété. Een riedel aan neerwaartse toonladders en lage tempobepalende tonen bepalen het gevoel van de track. Een bluesy gitaarsolo breekt halverwege met de vrolijkheid en zorgt voor enige ernst in het nummer. Wederom speelt meteen beeldvorming een belangrijke rol bij het beluisteren van dit nummer. Direct verschijnen rode velours gordijnen met goudgele accenten en een klein rondvormig podium inclusief schaarsgeklede dame op het netvlies.

Afsluiter The Bitter Suite kan bij een volgende James Bond film zonder moeite als titelsong worden ingezet. De gelaagdheid, opbouw en verscheidenheid aan genres die verwerkt zijn in het nummer zijn indrukwekkend. In een lekker loom tempo voert de warme stem van Cunningham je langs arrangementen met piano, strijkers en blazers om vervolgens in een Focus-achtig dwarsfluit intermezzo te belanden. Er vinden tempowisselingen plaats onderweg en voor je het weet zweef je weer tussen hemel en aarde.

Van glamrock tot variété: Cunningham en haar bandleden zijn superieur in het smeden van een samenhangend geheel van al deze invloeden uit een ver, maar toch zo grijpbaar verleden. Ze laten zien dat teruggrijpen op klassiekers geen schande is, en dat deze sound anno 2016 nog steeds interessant kan zijn.

Purson – Desire’s Magic Theatre komt 29 april uit via Spinefarm Records.



Deel dit artikel