Temple Fang in Melkweg, foto Maron Stills

Temple Fang in Melkweg, foto Maron Stills

“The real question is what to live for. And I can’t answer it. Except another one of your records. And another chance for me to write. Art for art’s sake, corny as that sounds.” ― Lester Bangs

(Disclaimer: Bij het schrijven van het onderstaande artikel was de schrijvende redacteur onder invloed van verdovende middelen, omdat deze lapzwans  het nodig achtte zijn grote teen te breken. Viewer discretion advised)

Man, het jaar is koud nog geen twee weken oud en ik mag alweer acht bands afvinken. Je zou kunnen denken dat het allemaal rock-’n-roll hosanna, sick en fucking vet is dat schrijven over de levende muziek, bier drinken en ouwehoeren met buitengewoon mooie mensen. Maar in de praktijk is het in mijn geval vaak een heel proces van zelfhaat, waanzin en schreeuwjanken in foetushouding op de koude badkamervloer, om te graven in mijn creativiteit dat mogelijk leidt tot een ‘leuk stukje’. Waarmee ik zoveel wil zeggen dat het ergens tot angstvallige vermoedens lijkt op zoiets als werk. Heftig hé? Neem dat gegeven en gooi er nog een flinke dosis Impostor-syndrome tegenaan, waardoor ieder nieuw artikel dwangmatig origineel moet zijn. Het resulteert vaak in het moment dat ik afgepeigerd opgeef en met de moed der wanhoop de laatste vertolking in E-mineur aflever bij de eindredactie. Oké, toegegeven: het één maakt het ander meer dan waard, maar makkelijk is het allemaal niet. Dat wordt het hopelijk ook nooit. Waar was ik eigenlijk? Oh ja, iets met toffe bands in Melkweg, of zo.

Richie Dagger in Melkweg, foto Maron Stills

Richie Dagger in Melkweg, foto Maron Stills

Op de dag des onheils zit ik in de trein onderweg naar de Amsterdamse Melkweg. Terwijl ik de Oostvaardersplassen passeer zie ik een kudde Konikpaarden op hoog tempo galopperen alsof hun levens er van afhangen. Plots speelt zich een prachtig schouwspel af wat bij mij nogal wat teweeg brengt. Ik beleef het volgende moment bijna in prachtige slow motion en hoor violenmuziek en alles: Er flikkert één paard op een ongekend debiele manier op zijn muil. Je voelt naast de reguliere plaatsvervangende schaamte, eveneens de schaamte van het dier zelf en zelfs de schaamte van de hele kudde. Maar vervolgens zie ik iets veel mooiers gebeuren: de kudde brengt collectief hun imposante en stormachtige draf tot een halt en wachten tot de ongelukkige mafkeesknol weer op zijn benen staat, hinnikt en ‘alles is oké’ uitstraalt. Dat moment raakte mij zo diep, dat ik vond dat ik een creatieve analogie moest verzinnen die ik zou kunnen toepassen op de muziek, een band of misschien zelfs een mens. Nog liever: een combinatie van die heilige drie-eenheid. En wie de goden verzoekt, ontvangt soms waarachtig meer dan goed voor hem is; fucking mooi, dat mogen schrijven over muziek.

In alle eerlijkheid vind ik het best een spannende aangelegenheid vanavond. Ik heb niet echt vrienden gemaakt door Amsterdam te bashen in een eerder artikel, ondanks dat ik mij volkomen bewust ben hoe fragiel het ego van deze bewuste stad is. Maar ik schrijf graag wat ik wil en ondanks de consequenties. Daarnaast spelen er vanavond bands die mij zéér aan het muzikale hart gaan en is de zaal ook nog eens significant mooi gevuld met bekende koppen uit eerdere saga’s. Een naïeveling zou zelfs bijna kunnen beweren dat er sprake is van een Amsterdamse scene of iets van dergelijke strekking.

Richie Dagger in Melkweg, foto Maron Stills

Richie Dagger in Melkweg, foto Maron Stills

RICHIE DAGGER
‘Well we know where we’re going / But we don’t know where we’ve been / And we know what we’re knowing / But we can’t say what we’ve seen / And we’re not little children /And we know what we want / And the future is certain / Give us time to work it out’
is wat er bijna intrusief door mijn kop blijft jagen als ook het Talking Heads kwartje valt tijdens de set van Richie Dagger. Naast de soms David Byrne-achtige vocalen is het ook de rake new wave die “a resigned, even joyful look at doom” – zoals de heer Byrne zelf ooit verklaarde over het nummer Road to Nowhere – vertegenwoordigd. De hybride tussen Joy Division, The Cure en The Cult (en dus een hintje Talking Heads) die ‘Tilburgs best bewaarde geheim’ is van het stuwende authentieke soort. De band lijkt sinds het paar maanden terug verschenen derde studioalbum III, bezig te zijn aan een meer reverb-bezwangerde post-punk derde jeugd. Ik bedoel… ik heb ze dit jaar al vaker live gezien dan de vijf jaar hiervoor en het jaar is nog maar tien dagen onderweg. Kun je nagaan! Dikke props ook voor de drummer die ziek lekker speelt – of was hij misschien daadwerkelijk ziek? Anyway, de verschillende variaties op A Forrest worden gedecideerd met hier een daar een kleine explosie, heerlijk uitgeserveerd op hoog tempo. Ademen wordt bewaard voor tussen de nummers door. Nu ik er eigenlijk zo over nadenk met al die aanwezige referenties is mijn gedachte wel veranderd. De periode 1977 tot pak hem beet 1985 was eigenlijk wel een hele dikke periode qua muziek, misschien wel de laatst echt originele. Maar goed, daar koop je verder niets voor. Het is wel zaak dat ik in ieder geval wil proberen om dit aankomende jaar voor een recordaantal Richie Dagger shows te gaan. Ik heb er zin in.

Demon Eyes in Melkweg, foto Maron Stills

Demon Eyes in Melkweg, foto Maron Stills

DEMON EYES
Ik kan mij niet heugen dat ik ooit kwader naar een geluidstechnicus heb gekeken dan vanavond. Iets voelt degelijk anders dan waar ik normaliter verwend gewend mee ben geraakt. Wat een teringgeluid. Uiteindelijk krijg ik later de verlossende verklaring van de Demon Eyes-frontman zelf, waardoor ik mij naast verwend ook nog iets van een soort misplaatst trots voel. Wat blijkt: hij speelde niet over zijn eigen gear. Menig muzikant van een bepaald kaliber kan zich wel inbeelden hoe fucked up dat is. Zo zag ik ooit über-mafkees Ted Nugent zijn versterkers opblazen, waarbij er in mijn herinnering geprobeerd werd om verder te spelen op een transistor-versterker. Het gevolg was dat spontaan de sound veranderde van iemand met de kracht van een gladiator tot iemand die worstelde met een terminale ziekte in een vergevorderd stadium.  En geloof me: dat is een tamelijk hartverscheurend gebeuren. Gelukkig is er van het drama van die statuur geenszins sprake. Sterker nog; in retroperspectief valt de show die dit powertrio aflevert nog wel meer te prijzen. Niet in de laatste plaats door de buitengewoon gnarly ritmesectie. Hard, raak in een meer dan prettige besmettelijke energie. Die overtuiging maakt alleen al de smeekbedes van het publiek in het ‘eisen’ van een toegift duidelijk. Zelfs na deze encore lijkt de honger nog niet gestild en ik kan alleen vanaf hier smeken tot een nieuwe shot Demon Eyes. Zowel live en hopelijk ook binnen afzienbare tijd op plaat, verdomme…

Temple Fang in Melkweg, foto Maron Stills

Temple Fang in Melkweg, foto Maron Stills

Temple Fang in Melkweg, foto Maron Stills

Temple Fang in Melkweg, foto Maron Stills

TEMPLE FANG
Context en herinneringen spelen altijd een magische rol in de oprechte beleving van het genieten. Sterker nog, het is meedogenloos schitterend wanneer de realiteit verwachtingen ontstijgt tot aan het epische. Wanneer je dus met je volle bewustzijn voelt dat shit klopt en vooral fijn en goed is. Er is sowieso weinig mooier dan getuige te zijn van een stel beesten in hun natuurlijke habitat opererend in volle glorie en je diep in de vezels van je muziekfreakziel wordt geraakt. En dat recht in je ponem in Amsterdam. Het kan je overkomen, ik zweer het je. In die vloedgolf van euforie komt er zelfs een gevoel vrij van iets wat ik al heel lang kwijt was. Ineens ben ik me bewust dat dit gevoel noodzakelijk is en zelfs een reden om überhaupt shit te gaan doen. Ik verwelkom dit gevoel van harte. Met een overdaad aan een onwaarschijnlijk fijne explosie dopamine kan ik in volle overtuiging claimen dat ik ongehinderd en broodnodig een hernieuwde liefde vind voor muziek en haar religie op dat ogenblik. Temple Fang is bij deze één van de soetra’s en meer dan het adoreren waard. Zoveel is duidelijk na deze belevenis, fuckers! En ik ga er woorden voor vinden, natuurlijk…
Voor nu spreken de foto’s van legend Maaike Ronhaar alleen al verbluffend voor zichzelf, dunkt mij.

“Don’t ask me why I obsessively look to rock-‘n-roll bands for some kind of model for a better society. I guess it’s just that I glimpsed something beautiful in a flashbulb moment once, and perhaps mistaking it for prophecy have been seeking its fulfillment ever since.” ― Lester Bangs

Amsterdam, je was weer mooi kut.      

‘There’s a city in my mind / Come along and take that ride /And it’s alright, baby, it’s all right
And it’s very far away / But it’s growing day by day and it’s all right / Baby, it’s all right, yeah
Would you like to come along / You can help me sing the song / And it’s all right, baby, it’s all right
They can tell you what to do / But they’ll make a fool of you and it’s all right / Baby, it’s all right
We’re on a road to nowhere’

Rawk on,

Rawkward Steve


Meer foto’s van Maron Stills op haar website en hieronder:

Deze slideshow vereist JavaScript.



Deel dit artikel