De nieuwe Coppersky, ‘If We’re Losing Everything’, is nogal een gloedvolle plaat geworden. De Utrechters laten de melancholie en roots er wederom vanaf druipen. Dat komt natuurlijk niet uit de lucht vallen en dus vragen we gitarist Martijn Zwart (ook wel bekend als Marty Geezer) om even tijd vrij te maken in zijn Barista bestaan. En vooral om uitleg. Goed gesprek aan het water van de Singel. Beetje fris nog, maar de hartverwarmende inhoud en (het) de grillen van het pluimvee van The Village Coffee Wolvenplein maken veel goed. Het gaat over de groei van de 10-jarige band, de merites van Kings Of Leon en U2, de ziekte van hun oudste broer en de zware jeugd van zanger Erik Zwart in Zuid-Amerika: “Hij heeft zijn hart eruitgetrokken en in die plaat gestopt.”
Door Ingmar Griffioen
Maar eerst de nieuwe video van Sweet Elysium:
Martijn (28) zit al vele jaren in bands met zijn broers Erik (zanger/frontman) en Robert-Jan (bassist) en vrienden Ray Kornet (drummer) en Benjamin Buitenhuis, de gitarist die er een paar maanden terug mee gestopt is. We kwamen de Utrechtse familie- en vriendenband op het spoor in 2009 toen ze als Zenith Of Abolition aan bandwedstrijd Clash of the Titans meededen. “Een formatieve tijd”, bekent Marty. “We begonnen met z’n drieën op onze zolderkamer in Soest en eigenlijk is het gevoel nog precies hetzelfde. Nog steeds is elk podium onze zolderkamer.” Inmiddels zijn ze alweer jaren actief als Coppersky. In 2013 verscheen debuutalbum ‘Relief, Be Around The Bend’, waarna de band de naam ook live vestigde. Vorig jaar stilde Coppersky de honger al met een zelfgetitelde EP en het sterke nummer Tattered Nets. Het is moeilijk niet geraakt of meegevoerd te worden door de snik in de stem van Erik, die waarschijnlijk tot vervelens toe vergeleken is met The Gaslight Anthems Brian Fallon en Matt Berninger (The National).
Tweede plaat ‘If We’re Losing Everything’ is net uit (lees de recensie hier) op het Duitse Uncle M (distributie via Suburban) en Never Mind The Hype was bij de presentatie in De Helling. Check die videorepo:
De band heeft de afgelopen jaren veel live-ervaring opgedaan, en weet van Popronde Venlo tot Duitsland wat er gevraagd wordt. Daarnaast werkte Martijn een tijd als roadie voor Blaudzun, een periode waarin hij onder meer leerde om razendsnel snaren te verwisselen. Een flinke tournee door Duitsland betekent onder meer ‘heel veel snaren en extra gitaren meenemen’. Tot en met begin juli speelt Coppersky meer in Duitsland dan hier.
“Het is heel mooi gelopen. We tekenden in augustus bij Uncle M en toen hadden we nog helemaal niks in Duitsland. Maar de drummer van Idle Class, echt zo’n rauwe punkband uit de labelstal, heeft gewerkt bij Muttis Bookings in Berlijn. Zij boeken The Buzzcocks, UK Subs; van die oude UK punk, en ook allemaal jonge punkbands in Duitsland. Ze hoorden ons en waren meteen enthousiast. Wij noemen ons geen punkband, maar hebben er wel affiniteit mee. Qua uitstraling, waar we naar luisteren en hoe we dingen doen, zijn we wel altijd punkrockers geweest. Bijna alles voor deze plaat hebben we zelf gedaan; het artwork, de video’s… Dat is gewoon hoe wij werken, wij willen hard werken. De eerste plaat was in eigen beheer, dus toen hebben we ook alles zelf betaald.”
Inmiddels is er ook een boeker. Hoe hebben jullie die overtuigd?
“Wij hadden met ze gepraat, maar niemand had ons ooit gezien. Toen heeft die drummer ons geboekt in het voorprogramma van zijn band. Idle Class presenteerde hun plaat in een uitverkochte Gleis 22 in Münster. 250 man erin, niemand kon er meer bij om 20.00 uur en wij waren als onbekende band uit Nederland heel zenuwachtig. Onze eerste Duitse show ooit en het ging zó goed, we waren zó aan het knallen daar. Vet leuke avond en we hebben zelden zoveel platen verkocht als daar. Die drummer zei meteen dat hij ons ging binnenhalen bij dat boekingskantoor. We worden nu geboekt door Katia, een megatoffe punkchick uit Berlijn die de hele tour voor ons heeft geboekt: dertig shows.”
Kan dat zomaar voor Coppersky, zoveel over de grens spelen?
“Ja dat hoort er inmiddels bij. Erik heeft wel het meest idiote schema, hij heeft twee zaken en twee kinderen. Robert werkt op kantoor bij een marketingbedrijf in Amersfoort. Ik kan het met m’n werk hier regelen en Ray werkt ook bij The Village, maar op het universiteitsterrein dus hij is altijd in het weekend vrij. De tour is ver vooruit al geboekt, dus het is voor ons goed te combineren. En het is geen onafgebroken tour, want dat zou echt niet kunnen. We doen begin april wel acht shows achter elkaar, dan gaan we gewoon op de grond slapen bij mensen. De rest zijn allemaal weekenders met twee, drie shows, dus: busje pakken, weekendje daarheen, op zondagavond weer terugkarren en op maandag weer allemaal aan de bak. Een heftige tijd, haha.
Hoe zorg je dat deze tour een opmaat is naar meer?
“Dat is wat je altijd wilt en past ook in de groei die we als band hebben doorgemaakt. We spelen nu 10 jaar samen. Daarvoor maakten we anderen muziek en heetten we Zenith Of Abolition. Dat was een hele goede, formatieve tijd, waarin we veel geleerd hebben over sound en wat voor muziek we willen maken. De bands waar we naar luisterden, maakten muziek die wij wel wilden maar niet konden maken. Zoals At The Drive-In, Deftones en Thrice, allemaal harde shit die we heel goed vonden. Maar we waren er gewoon zelf niet zo goed in, haha. We waren 17 en 18 en als ik nu die rare dingen terughoor die we toen deden, dan kan ik dat ook niet meer spelen. Dus als die plaat ooit een cultstatus bereikt, wordt het even een jaar oefenen…”
Maar hoe zorg je dat je een keer kunt terugkomen?
“We moeten nu keihard gaan werken. We hebben met de boeker afgesproken dat we willen knallen; veel platen meenemen op tour en dan heel veel spelen. En op alle mogelijke manieren zorgen dat mensen ons leren kennen. Zo gaan we overdag veel doen in steden als Hamburg en Berlijn. Instores en andere dingen als coffeebar takeovers: Coffee party’s, waarin wij als band naar een bar toegaan en daar werken. We zijn barista’s, dus zijn we de hele dag aan het ouwehoeren en koffie zetten. Dat is precies wat we gaan doen, met de vibe die ook hier in The Village hangt. Een van ons gaat plaatjes draaien, met ook onze eigen plaat tussendoor en we doen een paar nummers akoestisch. We willen het ook een paar keer in Nederland en België doen tijdens deze tour en later ook op festivals.”
Is het tijd om een stap te maken qua professionalisering?
“We dachten bij de eerste plaat dat het heel vet was om het in eigen beheer te doen, maar kwamen er ook achter dat het echt belachelijk veel werk is. We zochten een partner die ons onze gang liet gaan, qua artwork, artistieke vrijheid…, maar ook iemand die ons opvoedde: ‘dit, dit en dit moet er gebeuren’. Meer een coördinator. Mirko van Uncle M kende ons al, want we hadden al eerder demo’s opgestuurd. Toen had hij geen tijd. Ditmaal antwoordde hij dat hij wel tijd had, het heel vet vond en de hele plaat wilde horen. ‘Let’s do this.’ Uncle M is voor Duitsland een van de belangrijkste punklabels. Het mooie is dat hij eerst heel veel US punk als Anti-Flag deed en later als Side One Dummy als eerste The Gaslight Anthem (ja, daar is die link alweer) in Europa uitbracht. Hij is al heel lang bezig, maar wil niet op de klassieke manier werken. Dus: zonder geld en met heel veel creativiteit toffe dingen neerzetten. Advertenties in magazines en zo is zeg maar niet zijn ding. Hij vindt het creatieve deel veel belangrijker. Bijvoorbeeld dat koffie-idee.”
NOSTALGIE VAN DE ZOLDERKAMER
Hoe houd je zo’n familie- en vriendenband bij elkaar?
“Het is niet vanzelfsprekend. We begonnen met z’n drieën op de zolderkamer van ons ouderlijk huis in Soest. Heel leuk en grappig liedjes schrijven samen en eigenlijk is dat nog steeds precies hetzelfde. Die zolderkamer is een soort magische plek voor ons in nostalgie. We hebben het altijd over nostalgie, in de teksten en de dingen die we doen.”
Dat past wel goed bij de muziek.
“Zeker. Voor we het podium op springen, zeggen we nog altijd: ‘Guys, vanavond is het podium onze zolderkamer.’ We gaan gewoon die vibe weer neerzetten. Dat is hoe het begon: Met elkaar en alle passie die we hadden muziek maken. Geen kunde, we wisten echt niks van muziek, ik kon net drie akkoorden. We wisten alleen: ‘Wow, samen muziek maken is echt magisch’. Mijn broertje en ik hebben altijd die click gehad, vanaf het begin voelen we elkaar zo goed aan dat we bijna niks meer hoeven te zeggen. Als we een nummer schrijven samen, voelt de een precies aan wat de ander gaat doen. We hebben binnen de band wel ruzie gehad hoor, ook dat Ray de broers moest kalmeren. Meestal ging het over de muziek. Dat iemand zei: ‘Dit vind ik echt niks man’. Dan had ik urenlang thuis aan een riff en songstructuur geschreven en wilde dat de anderen die passe ook zouden voelen. Dan lieten we die meestal een paar maanden rusten en dan werd die vaak ook wel wat beter. Het werd altijd uitgesproken. Eigenlijk zijn we nu zo volwassen geworden en zo ontiegelijk gefocust, dat we weten dat het wel goed komt met een liedje. Gewoon even je bek houden en verder gaan. We hebben geleerd om altijd positief te blijven, ook in de feedback.
“Eerlijk gezegd zijn we nu alweer heel ver in het schrijven voor de volgende plaat. Mijn broer Robert en ik zijn dat veel aan het doen. We hebben nu al zoveel ideeën liggen; riffs, gitaarakkoorden, nieuwe stemmingen, sounds. In mijn hoofd komt het alweer helemaal goed. We zijn nog niet zover dat we al nieuwe nummers spelen hoor, eerst deze plaat, maar misschien na de zomer. Het is wel zo dat ik denk dat we eind dit jaar misschien wel weer in de studio zouden kunnen zitten. We willen ook op tour gaan schrijven, spannende nieuwe dingen proberen in plaats van telkens dezelfde liedjes soundchecken. We hebben vooral veel tijd in Berlijn; drie-en-halve dag. Onze boeker heeft daar een compleet bandappartement aan de Oranienstrasse in Kreuzberg, echt een van de vetse straten van Berlijn. Met een punkwinkel waar je de hele dag kan hangen, vinyl uitzoeken en patches en shirts kopen.”
Geen Kings Of Leon-taferelen dus?
“Nee, zeker niet. We hebben wel altijd naar die band opgekeken en luisterden het vroeger best veel. Het is ook echt een inpsiratiebron geweest van Coppersky. Respect voor wat ze hebben neergezet. Ik vind zelfs die laatste platen goed hoor, omdat ik hoor dat die – daar ga ik weer richting nostalgie – passie er nog steeds in zit. Natuurlijk zit er heel veel geld achter en heel veel druk van een groot label en hun fans. Maar ik vind het te makkelijk om dat soort bands af te zeiken, net als U2. Ik ben een groot U2-fan. Ik vind dat je een band wel mag prijzen om wat ze ooit gemaakt hebben. In plaats van: U2 is kut omdat ze dat album door je strot duwden en alleen met Afrika bezig zijn in plaats van met goede muziek maken. Maar dat hebben ze wel heel erg lang gedaan. Ze hebben wel ontiegelijk goede platen gemaakt, waar ik heel veel inspiratie uit haal. Het is ook maar net hoe het loopt he, als Bono in 1984 doodgeschoten was of zelfmoord had gepleegd, dan was U2 nu een cultband geweest.”
CRAZY SHIT
Waar komt die nostalgie of eigenlijk melancholie in jullie muziek vandaar?
“Heel veel melancholie. Dat komt denk ik van onze ouders, die hebben veel crazy shit gezien in hun leven; goede dingen, maar ook heftige dingen. Zij hebben ons altijd opgevoed met veel verhalen, wij groeiden op met de boeken van Tolkien en Narnia. Ik ben daar nog steeds fan van; die verhalen die heftig zijn en die je heel erg kunt relateren aan het normale leven. Er gebeuren echt gekke dingen, maar zo hoopvol. Die hele Lord of the Rings en vooral Return of the King, dat je denkt dat alles naar de klote is en dat dat leger dan opeens van die berg af komt rammen. Dat gevoel. Ik zou daar heel goed een Coppersky liedje onder kunnen knallen.
“We hebben in onze familie wel veel dingen meegemaakt, waardoor we heel close zijn geworden. Waardoor we vaak terugpakken naar die tijd, niet in de zin van ‘weet je nog…?’, maar we kijken elkaar aan en weten dat het goed is.”
Het zijn niet alleen je ouders, maar ook jullie hebben veel meegemaakt?
“Ons gezin bestaat uit vijf broers, waarvan de oudste twee niet in de band zitten. Die oudste broer heeft tien jaar geleden leukemie gehad. Dat heeft zo’n impact op ons gehad. Hij was op het randje van de dood. Ik was vijftien. Het was een jaar voor ik gitaar ging spelen, ik luisterde naar Tupac en was met compleet andere dingen bezig dan muziek maken. Toen gebeurde dat allemaal. Erik was al wel liedjes aan het schrijven. Op miraculeuze wijze en door ongelofelijk goede dokters is hij er weer bovenopgekomen. En hoewel hij helemaal platgelegd was door radiatie en chemokuren, is hij helemaal hersteld en heeft nu vier kinderen van zichzelf. Dat kon officieel helemaal niet, maar hij is de ‘crazy, lucky guy’, die dat wel heeft.
“We hebben dat altijd bij ons gedragen, maar er nooit echt veel over geschreven tot we drie jaar geleden in de studio zaten om de eerste plaat op te nemen. We hadden er acht of negen tracks op staan en nog een hele dag over. Toen kregen Robert en ik het idee om nog een liedje te gaan schrijven. Het voelde heel goed en dat lied was zo… Dat is daar toen echt geboren. Met Jurriaan de eigenaar van de studio en al die gasten zaten we daar een week lang, sliepen op zolder en hebben we dat sfeertje gecreëerd. Het was zo gezellig, we schreven dat lied en Erik heeft de hele nacht doorgehaald om de tekst te schrijven en dat is uiteindelijk ‘Andre’ geworden. Zo heet onze broer ook. Een nummer van ruim 6 minuten, terwijl we nog nooit een langer nummer dan vier minuten hadden geschreven, met heel veel opbouw en zo’n heftige lading. Alles wat wij voelden in die tijd hebben we geuit in dat nummer. Dat was echt het moeilijkste ooit was om op te nemen, heel heftig en heel emotioneel. Ik denk dat we ‘m dertig keer getrackt hadden en op een gegeven moment hadden we ‘m, en ook live opgenomen. Dat was echt een magisch moment.”
“Toen is voor mij het besef geboren dat ik mijn muziek heel erg link aan mijn eigen gevoel, al die akkoorden die we spelen en de teksten die Erik erbij schrijft. We werken tegenwoordig ook zo dat we thema’s aan hem geven: ‘he, ik wil dat je een lied hierover schrijft, bij deze akkoorden’. Erik is best wel een jonge man, van bijna 33, maar hij heeft zoveel te vertellen. Hij heeft zoveel meegemaakt. We zijn allemaal opgegroeid in Zuid-Amerika, in Equador en Colombia. Dat klinkt heftig natuurlijk, daar opgroeien in de jaren ’80 maar ik heb nooit één lijn coke gezien. Mijn vader kende wel een paar van die narcomaffia lui, maar hij dealde niet met ze of zo, haha. Erik was 12 toen we van Equador naar Nederland verhuisden, en dat was voor hem heel heftig. Hij heeft als jonge kerel veel shit meegemaakt. Ik heb het wel gezien, maar ik was 5 jaar jonger en dan zie je dat je broer trubbels heeft en denk je: ‘Oh, maar ik ga nu mijn LEGO-kasteel verder afbouwen’. Ik zei ook laatst tegen hem hoe trots ik op hem ben. Hij heeft echt zijn hart eruitgetrokken en in die plaat gestopt. Ook dingen uit zijn relatie die op de plaat zijn gekomen. Ik ben zo trots hoe hij zijn hart blootgeeft. Alles wat hij zegt is gewoon regelrecht een verhaal uit zijn of onze levens. Het is echt diepe shit.”
In welke song op de nieuwe plaat komt dat goed naar voren?
“In Leaky Roof bijvoorbeeld. Dat is gewoon… eigenlijk… een van de meest heftige teksten die ik ooit heb gelezen als liefdestekst. Het is niet echt een verklaring van liefde, maar meer een verklaring naar je geliefde toe van ‘ik ben zó imperfect’. ‘I’ll be a leaky roof, just for you’. Ik ben een kapot dak voor jou, ik ben niet perfect, maar ik ben wel een dak. Er staan veel van die dingen op. Erik is echt een poëet, hij heeft zoveel mooie dingen op die plaat gezet.”
BANKROET?
Hoe zit dat bij Bankrupt / Backchannels, waarin de albumtitel een van de dragende lijnen is?
“Het is officieel ons titelnummer. Eigenlijk hadden we de hele plaat al opgenomen. We zaten precies een jaar geleden in die boerderij in Zuid-Gelderland en onze toenmalige gitarist Benjamin vond dat het album twee nummers miste, wat meer ‘knalnummers’ of in ieder geval wat meer gitaarwerk. Toen hebben we er twee geschreven.
“Ik had al een riff, die de opening van Bankrupt is geworden, en een paar akkoorden waarvoor ik een klein beetje naar AC/DC had geluisterd. Erik is een heel groot Thin Lizzy fan en heeft alle koortjes bedacht. Robert en ik hebben het liedje in elkaar gezet en binnen een paar dagen was een song van drie-en-halve minuut af. Robert is een groot fan van John Entwistle van The Who. Zij speelden op een gegeven moment My Generation in een tv-show, John heeft daarin een bassolo waarin hij met een grote ring aan zijn vinger aan de snaren plukt en Robert heeft zich die stijl aangeleerd voor dit nummer. Daar is hij het afgelopen jaar heel druk mee geweest. Hij speelde altijd alles met plectrums en doet nu alles met zijn vingers.”
Nice. Maar ik doelde eigenlijk op de tekstuele inhoud van het nummer.
“Erik had een tekst liggen. ‘Bankrupt’ is eigenlijk een vervolg op ‘Reservoirs’ en ‘Reservoirs’ is een vervolg op ‘At Nemo’s’ van het debuutalbum. Die nummers vormen echt een drieluik, een soort Jeroen Bosch schilderij. Niet zozeer muzikaal, maar tekstueel. Erik is ondernemer, die met zijn vrouw lunchroom KEEK runt in de Twijnstraat. Het is eigenlijk haar zaak, maar hij is erbij gekomen en heeft echt jarenlang alles ervoor gegeven. Inmiddels heeft hij een eigen baan en kan zich er een beetje van terugtrekken, maar toen zijn ze heel vaak op het randje van de afgrond geweest.”
“Keeping our business from falling apart”
“Dit was voor hen een van de moeilijkste jaren ooit. Precies een jaar en drie maanden geleden zijn ze een tweede zaak gestart en dat is heel spannend. In dat jaar hebben ze ook nog allerlei gekkigheid meegemaakt met een medewerkster die veel geld stal achter hun rug om. Zoveel dat ze bijna failliet zijn gegaan, echt waanzinnig. Terwijl hij dat met zijn familie aan het runnen was, was hij ook nog eens een plaat met zijn band aan het opnemen. Dan valt die tekst wel goed op zijn plek. ‘At Nemo’s’ is hoe het ooit begon en hoe hij zijn relatie met Maria kreeg. Hoe hij ervoor koos om met haar die zaak en die relatie in te stappen. ‘Reservoirs’ en ‘Bankrupt’ zijn wat meer van nu, over moeilijke tijden, met soms letterlijke teksten over de boekhouding, maar ook een dubbele laag omdat je niet alleen in de zaak partners bent. Dat zijn bijzondere dingen.”
TIVOLI – EKKO
Nostalgie komt ook terug in de clip van ‘Reservoirs’ die in Tivoli Oudegracht is opgenomen en in de hoes van ‘If We’re Losing Everything’.
“Ja die hoesfoto komt dan weer van de vorige releaseshow in EKKO, die komt uit een serie die door Alice, een vriend van ons, is genomen. Ik had nog nooit zulke goede foto’s van ons gezien, wist heel niet dat wij er zo cool uit zagen, haha. Het hoesontwerp en alle live persfoto’s komen helemaal van die show.”
Je vindt dat de foto’s goed de intimiteit van de presentatie in EKKO uitbeelden?
“Ja. Maar onze geluidsman houdt ervan om ons redelijk hard te mixen. Hij ziet ons gewoon als een stadionrockband. Dat zijn we niet, we zullen nooit zo goed zijn, maar dat is wel de vibe die we over willen brengen. En toch werd in een recensie geschreven dat EKKO aanvoelde als een klein stadion. Dat past ook bij onze muziek. We zijn DIY, we zijn een kleine band, we houden van hard werken en wel van grootse vibes. Bruce Springsteen is onze peetvader. En Tom Petty een oude oom.
“Onze grootste inspiraties zijn toch wel oude bands: The Replacements, Bruce Springsteen, Tom Petty, Creedence Clearwater Revival… En Black Sabbath, dat hoor je nooit terug, maar daar hebben we echt heel veel naar geluisterd. Ik houd van die band. Oh ja en The Who. Als ik m’n favoriete gitarist moet opnoemen dan zit Pete Townsend altijd in de Top 3. Met Tony Iommi en J. Mascis. Dinosaur Jr. is ook zoiets. We luisterden ook veel muziek die totaal niet op ons lijkt, maar we worden daar wel door geïnspireerd. Erik luistert veel naar Black Sabbath, maar je zal het nooit in zijn stem terughoren. Dat kan hij ook niet. En ik kan niet als Tony Iommi spelen, dat wil ik ook helemaal niet. Dat moet je koesteren en daar moet je naar luisteren vrijdagavond voordat je keihard gaat zuipen met je vrienden.”
Reservoirs by Coppersky on tape.tv.
Waar zit de nostalgie voor jullie in de Reservoirs video?
“We kregen te horen dat we daar mochten openen voor Band Of Skulls en we waren zo fucking blij. Echt een bucketlist ding: een maand voordat de Tivoli sluit in een uitverkochte zaal spelen. Dat wij als klein kutbandje in één keer voor zoveel mensen op zo’n vette plek mogen spelen. Geen idee hoe het klonk, waarschijnlijk hard. Dat maakte me ook geen zak uit, ik heb daar zoveel vette shows gezien en het feit dat we daar mochten spelen… Ik denk dat we nog nooit zo zenuwachtig geweest zijn voor een show. Bram Heynen, ook een goede vriend van ons, is toen meegegaan en heeft de hele dag gefilmd. We hadden die video al best wel lang liggen en dit was het perfecte moment. Net als iedereen een beetje op de nieuwe Tivoli aan het zeiken is. Dat vind ik wel jammer, ik snap het ook wel weer, maar toen ik voor het eerst met Le Guess Who? daar was, was het wel weer ok. Het is even wennen, maar gewoon ook een vette plek. Zeker die Ronda zaal voor rock ’n roll-dingen. Mijn eerste show daar was Savages en Bo Ningen. Zoiets heb ik echt nog nooit gezien. Mijn idee van de video was om een tegengeluid te laten horen tegen al dat gezeik. Ja, het kost een hoop geld, maar dat is niet de schuld van al die mensen achter de bar of boekers als Johan, die altijd keihard gewerkt hebben voor de goede zaak. Utrecht is mede door TivoliVredenburg de muziekhoofdstad van Nederland, zo zie ik dat. Zo vind ik dat TivoliVredenburg wel een klein beetje in het zonnetje gezet mag worden. Wij houden van die nostalgie van de oude Tivoli en ik mis hem ook wel. Maar ik ben ook heel blij dat de nieuwe er is.”
Wij zetten voor de nostalgie ‘If We’re Losing Everything’ nog eens op. Voor een live-dosis: Coppersky zit dus even in Duitsland, maar is tussendoor te zien in De Helling, Utrecht (1 april voor het vijfjarig bestaan van The Village) en Vera Downstage, Groningen (8 april). In de zomer volgen onder meer Dynamo Eindhoven (6 juli), Q-Factory, Amsterdam (7 juli), The Box in Tessenderlo (B, 19 juli) en Winston, Amsterdam (20 juli).
Nog geen reacties!
Er zijn nog geen reacties geplaatst.