FlowersAls schrijvende muziekfreak met een platform krijg je over het algemeen zoveel verschillende acts en mogelijke hypes over je uitgestort, dat je jezelf in een zelfbeschermende luxepositie kunt begeven dat iets dat jou op enige wijze triggert meer dan waarschijnlijk de moeite waard van je beperkte aandacht is. Je kunt dat typeren als lui, of nog erger: arrogant. Het is kortgezegd vooral praktisch. Want op het moment dat door welke trigger dan ook iets je aandacht pakt, dan heeft het ook je ongebreidelde oprechte aandacht en vervalt het dooddoenende, plichtmatige ‘god-zegen-de-greep-schijf-want-content-beest’. Die principiële luie handeling vindt in dit geval gram in de release van de Amsterdamse formatie FLOWERS, want godverdomme wat een fijne bak meeslepende herrie!

Door Steven Gröniger

Lang verhaal kort, voor extra duiding: in dit geval werd mijn aandacht getrokken door een Instagram-post van een New York Times, Nieuwe Revue, Volkskrant-fotograaf, en voormalig Death Alley-bassist, nu Temple Fang-ridder – Dennis Duijnhouwer. Hij plaatste een foto van de platenhoes die van zijn hand was en zodoende was interesse gewekt. Zie je? Zo simpel kan het zijn. Het resultaat is dan wel weer wel dat ik al vier dagen loop te kutkloten aan een recensie, waarin ik onbeholpen als altijd, niet de juiste duiding kan vinden die recht zouden doen aan de beleving van deze EP. Niet in de zin dat het een vol technisch vernuft geproduceerde gamechanger van een partij muziek is, maar juist de magie in essentie weet te vangen op een hele rauwe, intense manier, namelijk; ongebreidelde oprechte emotionele expressie. En dat raakt.

Vanaf het moment dat opener ‘Sunrise’ met zijn eerste dissonante tonen de spanningsboog op scherp zet. In een nummer dat in dynamiek meeslepend is, is het moeilijk weglopen van de oorworm van een gitaar-hook die haar nagels diep in je brein weet te nestelen. I dunno, misschien is het de sfeer of de troost gevende esthetiek van de muziek, maar ergens is het overmannende gevoel aanwezig dat je antwoorden krijgt op vragen waarvan je niet eens wist dat je ze op enig moment had moeten stellen. Geen idee verder, maar ontladend heerlijk is het wel en geeft een soort misplaatst gevoel van erkenning. Diezelfde afdwingende meeslependheid wordt nog eens kracht bij gezet in de track Silver, die wel inlevert op wisselend contrast, maar daardoor vervolgens wel meer kracht geeft aan de rauw onverbloemde frustrato-zang. Ergens begint het ineens te dagen misschien wel te maken te hebben met een therapeutische plaat, waar prompt gehoor aan lijkt te worden gegeven in de derde gemoedsrustgevende track ‘Fish’. Die bijna lieflijk troostend, uiteindelijk ontaardt in een bak ontladende noise, wat een gevoel van opluchting van buitengewoon cachet voorziet. Echt, ik gebruik ineens woorden als ‘cachet’ ook…

Anyway, de grootste bevestigende pay-off voor mij komt in de vorm slotstuk ‘Sanchez’, die in mijn beleving een Brody Dalle uitademt, vooral diezelfde onbevangen eerlijke en nul fucks gevende intensiteit bezit die ik eerder mocht beleven door ene Kurt Cobain. Nu kun je zeggen ‘je gaat wel heel hard nu’, ga ik sowieso altijd, maar in dit geval komt het dus door muziek die het vermogen bezit je in de kern te raken, je in vervoering weet te brengen naar plekken die dwingen tot introspectie en gemoedsruststellende gedachtes. Daar kun je alleen maar blij van worden. Woorden schieten daarin vooral tekort, gelukkig.

Flikken ze maar weer mooi bij Subroutine Records, godverdomme.

Cheers,
Rawkward Steve



Deel dit artikel