Na een tour door Engeland, meerdere eendaagse toeren door Duitsland en een langdurige, al jaren doorlopende tournee door Nederland en België, beleefde de Nijmeegse punkrockband Ink Bomb eind februari haar eerste Scandinavische tour. In drie dagen deed de band achtereenvolgens Hamburg, Harburg (Hamburg-Zuid) en Kopenhagen aan. Eigenlijk liggen Hamburg en Harburg in Duitsland, maar – aldus wetenswaardighedenkoning en drummer Paul – de Deense grens lag ooit vlak boven Hamburg, dat in plaatselijk dialect Hamborg heet, wat ook al aardig Deens klinkt. Scandinavisch genoeg dus.
Tekst: Paul van de Geijn (drummer Ink Bomb)
We reden in een witte Mercedesbus, waar behalve voor Paul van de Geijns drumstel (dat eigenlijk van zijn broertje is) nog ruimte was voor zeven extra personen en kilo’s illegale middelen. Omdat de douane misschien ook wel zo dacht, begonnen we onze tour met terugrijden naar Joosts huis, want die domoor was zijn paspoort vergeten. ‘Het is toch de EU?’ wierp Joost tegen. ‘Ja, maar Denemarken controleert aan de grens, vanwege de vluchtelingen vanuit Duitsland’, wist Paul. ‘En als je geen paspoort hebt, krijg je een hoop gezeik.’ Waarom maakte Paul zich zo’n zorgen over grensovergangen? Had hij toevallig toch verboden middelen bij zich? Natuurlijk niet! Want als Ink Bomb één motto heeft, is het wel: die regels zijn er niet voor niks.
Gitarist Quirijn Foeken reed het grootste deel van de tour. Toen Paul tijdens de derde dag ook eens ging rijden, in het centrum van Hamburg, was hij zo nerveus – want hij heeft ontzettende schachtvrees – dat hij het busje meteen zes keer achter elkaar liet afslaan. Paul besloot het stuur voorlopig maar aan Quirijn te laten. ‘Vind je me nou minder een man?’ vroeg Paul aan bassist Arina Banga. ‘Zie je me als een mindere man?’ ‘Nee hoor, Paul’, loog Arina. ‘Ik vind het juist heel mannelijk dat je aangeeft dat je het eerste stuk Hamburg nog even niet aandurft.’
Hoe punkrock was Ink Bomb tijdens deze slemppartij?
Een van Ink Bombs opvattingen is: die regels zijn er niet voor niets. Wetten en regels hebben we zo met elkaar afgesproken en daar heb je je aan te houden. Is dit punkrock? Op een driedubbel gelaagd achterwaarts omgedraaide post-ironische manier misschien wel.
Precies zo punkrock was onze gitarist Quirijn in het Hamburgse kraakpand Die Sauerkrautfabrik zoet met het – met behulp van verschillende kleurstiften – inkleuren van een elfje en een eenhoorn. Het was verbazend hoe goed hij binnen de lijntjes wist te kleuren. Dat zou Laureen (onze achtjarige Duitse fan, over haar straks meer) of willekeurig elk ander kind hem moeilijk nadoen. Quirijn vroeg Paul of hij de kleurplaat, die een sticker bleek te zijn, op diens drumstel mocht plakken. Maar nee, dat mocht niet van die zeikerd van een Paul. Daarom plakte Quirijn hem maar op zijn koffertje. ‘Andere bands hebben ook stoere stickers op hun koffers’, aldus Quirijn. ‘Nu heb ik er ook een.’
Het spreekt voor zich dat we steevast ruimschoots op tijd – en altijd broodnuchter – arriveerden op de plaatsen waar we speelden. Door onze precieze planning (we hebben drie ontzettende planningsnerds in ons team) kwamen we vaak veel te vroeg aan, waardoor we tijd hadden om elkaars persoonlijkheden en de stad waarin we zouden spelen grondig te verkennen.
Met zijn allen in een ruimte slapen
Het vervelende van een tour is dat je veel tijd hebt om de persoonlijkheden van je bandgenoten van dichtbij te verkennen en te ervaren. Ook met zijn allen in één ruimte slapen was ‘een uitdaging’. Echt absoluut niemand wil met Joost in een ruimte vertoeven wanneer deze naar dromenland verkast. Als het even kan verbannen we hem naar een andere ruimte, omdat zijn gesnurk iemand die onder narcose is nog wreed uit zijn slaap zou wegrukken.
De tweede nacht, toen we in een Hamburgs kraakpand sliepen dat grondig verbouwd werd, waarvan maar één kamer te gebruiken was en waar het toilet zich in het café beneden bevond, wilden Arina en Paul het Joostprobleem – het Joostvraagstuk – minimaliseren door Koning Joost op een verhoogde troon van op elkaar gestapelde, met mysterieuze vlekken doordrenkte matrassen te leggen. We hoopten dat zijn gesnurk op deze manier in concentrische bewegingen boven onze oren naar de zoldering zou opstijgen.
Toch kwam ons meteen al een geluid ter ore: vanuit Joosts slaapzak hoorden we een donkerbruin geplop. ‘Ja, dát, sprak Paul Joost vermanend toe, ‘dát doen we hier dus niet’. ‘Maar goed dat Joost hoger ligt’, vond Arina. ‘Stijgt dat gas op?’ wierp Paul tegen. ‘Volgens mij daalt het op ons neer als een vettige aanslag.’ Ja beste lezers, je zou het niet van zo’n tieneridool als Joost Hoedemaeckers verwachten als je hem op een uitklapposter ziet mooi wezen. Zelfs hij is gewoon een mens van vlees en bloed.
Fans en groupies
In het Hamburgse kraakpand de Sauerkrautfabrik vond Paul een nieuwe vriend: de acht- of negenjarige Laureen, die graag ‘mal trommeln’ wilde. Ze ging loos op de drums en Pauls snuisterijen: zijn zonnekleppen en bloemenketting, wat hij met lede ogen aanzag. Naast zijn schud-ei zijn dit essentiële attributen van zijn podiumpresentatie. Zijn bezit! Bezit bestaat natuurlijk niet voor een vrijgevochten krakerskind als Laureen. Paul voelde zich een enorme kapitalist toen hij Laureen vroeg de spullen terug te geven, maar het moest gebeuren.
Andere fans: na ons derde optreden, in Kopenhagen, spraken zowel Paul als Arina met personen die eventueel een bepaald soort amoureuze interesse in hen hadden, maar bleek Paul bang te zijn voor de meisjes en Arina eveneens niet in staat enige stap te zetten. Pauls dame keek bovendien dwars door hem heen en hield zijn ziel als een rot ei onder het licht. ‘Ik peer ‘m’, piepte de geplaagde drummer angstig aan het eind van deze avond en ging er als een haas vandoor.
Het publiek was tijdens alle optredens buitengewoon enthousiast. Zowel Hamburg als Kopenhagen liggen zo noordelijk, dat zelfs Arina’s thuisland Friesland – een provincie waar de wind zo guur over het vlakke land waait dat alle Friezen door weer en wind gelooide koppen hebben – zich er ten zuiden van bevindt. Toch was het publiek veel warmbloediger dan in Nederland meestal het geval is.
Nutteloze voorwerpen
Hadden we nutteloze voorwerpen bij ons? Reken maar van yes. Onder andere een Sega Megadrive Mini en een oranje voetbal met daarop het woord Oranje en een afbeelding van de strijdlustige Nederlandse leeuw.
‘Kijk wat een balbeheersing!’ Paul hield – zijn handen vol spullen – vlak voor de Astra Stube, waar we ons eerste optreden zouden verzorgen, de oranje bal een aantal keer ongecontroleerd hoog. Een halve meter van hem vandaan zoefde het stadsverkeer over de weg. ‘Ik zie hem elk moment de straat op rollen’, waarschuwde Arina lachend.
‘Arina, pak de bal!’ gilde Paul daarop meteen. De voetbal rolde onder een auto, schoot daar met een luide knal onder vandaan en vloog verder straatafwaarts. Paul rende achter de bal aan en wierp zich bijna voor een andere auto om hem terug te krijgen. Dit was het eerste avontuur van de bal.
Andere avonturen van de bal waren dat hij tijdens optredens op het podium lag, zodat Joost of Quirijn er op een zeer ongelukkige manier over konden struikelen.
Literaire opmerkingen en verzuchtingen
Dat Ink Bomb een stelletje nerdy snobs is dat de mensheid dolgraag wil laten weten dat ze potdomme wel eens een boek hebben ingezien, weet iedereen die de bandleden kent. Volgens een Vlaamse concertorganisator komt de band dan ook over als stoffige docenten Nederlands die per ongeluk een paar instrumenten in handen is geduwd. Het zal je daarom vast niet verbazen dat de leden tijdens de tour een aantal literaire opmerkingen plaatsten.
Bijvoorbeeld, terwijl we op de heenweg de gezwollen boorden van de IJssel bij Deventer passeerden: ‘Denkend aan Holland’, begon Arina. ‘Wat was het ook alweer?’ Paul: ‘Zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan’. Marsman.
En toen we de volgende morgen in Hamburg naar de Rewe-supermarkt liepen, riep Paul: ‘Rewe, dat is pas lewe!’ Voor de niet-literair-onderlegden onder ons: dit is een variatie op Gerard Reves uitspraak: ‘Mullis, da’s niks als vullis. Reve, dat is pas leven.’ Een waar woord van onze ‘volksschrijver’. Die kerel was bijna net zo gewoon gebleven als Ink Bomb.
Quirijn werd door de literaire geest bevangen toen we Hamburg binnenreden en voor het eerst direct zonlicht zagen na een tocht door oneindige mist en regen over het Noord-Duitse laagland. Het late zonlicht op de negentiende-eeuwse gevels van de Hamburger herenhuizen beschrijvend, begon Quirijn: ‘Het gouden licht kust de façade van…’
Arina en Joost schoten in de lach. ‘Kom op Quirijn’, moedigde Paul hem aan. ‘Hou het vast!’
‘…Van de kosmopolitische metropool’, maakte Quirijn de zin af.
‘Ah, wat jammer’, schreeuwde Paul teleurgesteld. Maar Quirijn revancheerde zich: ‘En achter de façade zit drek. Drrrrek!’ Quirijn spuwde het woord uit, waarbij hij de ‘r’ vervaarlijk liet rollen. Dat is namelijk altijd bij rauwe stadsgedichten. Achter het klatergoud en de schijn van een prachtige façade van een stad bevindt zich de ‘drek’ van de zelfkant. En daar zouden wij ons deze dagen ruimschoots in onderdompelen.
Vlammende optredens en warmbloedig publiek
De kern van de tour waren natuurlijk onze optredens. Optredens waren energie-explosies van een ruim half uur waar we de hele rest van de dag naartoe leefden. De eerste avond traden in het legendarische Hamburgse krakerscafé Astra Stube met de Hamburgse punkband The Muttnicks op. Die naam spreek je precies zo uit als in het Nederlands ‘moet niks’. Ze moesten misschien niks, maar ze speelden wel een stuk beter dan wij (vond Paul). Gelukkig was het publiek toch ook heel enthousiast tijdens ons optreden. Ze vroegen zelfs om een encore. De begaafde Muttnicks-Gitarrenmann gaf Quirijn bovendien een Duits compliment, wat inhoudt: een compliment met een onbedoelde belediging erin. Of een compliment met veel kanttekeningen. ‘Ik vond je echt goed’, prees hij Quirijn. ‘Zelf maak ik het nog wel eens moeilijk, maar jij speelt lekker simpel!’
De tweede avond speelden we in een tent waar we al eerder hebben gespeeld: kraakpand de Sauerkrautfabrik in Harburg, een plaats die aan het zuiden van Hamburg is vastgegroeid. Ook hier was het publiek verdraaid enthousiast. Tijdens stille stukken joelde zelfs een deel van het publiek. Het was, om precies te zijn, twintig procent van het publiek: er waren vijf mensen en een van hen joelde. Toen we klaar waren met de set schreeuwde het publiek, dat inmiddels was aangezwollen tot zeven personen, om een toegift. Omdat we die dag in de Hamburgse hipsterwijk Sternschanze waren geweest, speelden we Sternschanze voor de tweede keer, maar nu met veel meer pit, spirit en passie. Memo voor de toekomst: meer encore-nummers oefenen.
In Kopenhagen speelden we met feestmakers Them Bailers en onze vrienden van Wayl, met wie we in Nederland ook al twee keer hebben samengespeeld. De drummer van Wayl speelde echter zo strak, dat Paul meteen weer begon te twijfelen aan zijn eigen drumcapaciteiten. Hij begon weer te nuilen over ‘de tempo’s’ die hij niet zou kunnen halen; enfin, het bekende riedeltje. Daar kwam bij dat hij een bericht had ontvangen dat er te veel bekkens in zijn drumwerk voor zijn andere band zaten volgens een persoon die hun demo zou gaan opnemen, wat hij meteen weer vertaalde naar: ik kan niet drummen.
Ondanks Pauls rotavond speelden we goed en ging het publiek flink los. Die Denen waren geen kouwe kikkers. Met name zanger Joost maakte er een mooi feest van, en niet alleen die avond. Dat mag ook eens gezegd worden! Tijdens ons optreden in de Sauerkrautfabrik ontpopte hij zich zelfs tot een ware cabaretier, toen hij – koddige kwinkslagen incluis – het publiek haarfijn uitlegde waar het nummer ‘Sternschanze’ over gaat. Waarschijnlijk lukte hem dit nu zo goed doordat hij niet telkens werd onderbroken door Paul die vanachter zijn drumstel ontsporende opmerkingen door zijn verhaal heen schreeuwde.
De drie dagen die onze tour duurde voelden voor ons als een maand, waarin we elkaar beter hebben leren kennen en waarderen. Op de terugweg stormde en regende het alsof niet alleen onze tournee, maar ook de wereld tot een einde kwam. Toen ineens de zon met onwerkelijke lichtstralen door de zwarte lucht brak en de bijna lege snelweg in een schitterend gouden licht baadde, leek het alsof we met auto en al in de hemel werden opgenomen. Maar eigenlijk waren we al in de hemel. De hemel, dat is touren met Ink Bomb.
Maar het was verdomd fijn om weer thuis te zijn in totale afzondering en eenzaamheid.
Nog geen reacties!
Er zijn nog geen reacties geplaatst.