Als je zelfs in het onwaarschijnlijk veelzijdige Roadburn-programma eruit weet te springen met een verfrissend, eigenzinnig en nieuw geluid, met een spin van black metal en Afro-Amerikaanse rootsmuziek, dan doe je iets heel goed wat ons betreft. En dan verdien je een interview. Manuel Gagneux, de Amerikaans-Zwitserse artiest achter Zeal & Ardor, zette wat nummers op Bandcamp en rijdt voorlopig nog op de golven van bewondering die dat losmaakte. Inmiddels is er een album uit, dat Devil Is Fine gedoopt is, dat je écht moet horen en dat we voor je bespraken. Er is een band met vrienden geformeerd en de eerste podiummeters zijn gemaakt (check zeker de veelbelovende sessie hieronder) en toch heeft Gagneux nog vaak moeite te behappen wat hem allemaal gebeurt.
De Zwitser is – aan de telefoon – een vriendelijke, goedlachse man, die zich dankbaar toont en tegelijk ook zelfbewust. Gagneux vindt het een enorme eer op Roadburn te spelen en erkent het grote vertrouwen dat organisator Walter Hoeijmakers hem schenkt. “Spelen op een festival waar mijn idolen ook spelen, dat is heel bemoedigend, maar ook heel beangstigend.” Een gesprek over black metal, puristen, slavernij, emotioneel geladen worksongs, lo-fi opnames met shitty apparatuur, idolen van Coven en Baroness tot Young Gods, inspiratie van Tom Waits en hoe het politieke klimaat en ‘die oranje man’ zijn muziek ‘hielpen’.
– Je hebt veel indruk gemaakt, en dat met slechts 25 minuten aan muziek.
“Ik weet het, het is waanzinnig. Ik had nooit gedacht dat het zoveel weerklank zou krijgen. Ik uploadde het op Bandcamp en dacht: ‘wel, misschien dat mijn vrienden er een keer naar zullen kijken’. Het is knettergek, maar het toont ook dat het niet uitmaakt wat mensen denken, het is een reactie waar ik geen controle over heb. Ik bedoel: de kunst zelf speelt daar niet echt een rol in. Ik verwijs in dezen graag naar de naam van jullie magazine: Never Mind The Hype.”
– Haha. We hadden wel eerder van Zeal & Ardor gehoord, omdat je plaat al is veschenen op vinyl. Hoe zit dat?
“De eerste release was op Bandcamp, maar daarna nam Johan Prenger van Reflections Records contact op met de vraag of hij de plaat mocht persen. Ik had iets van ‘fuck yeah, zeker mag dat!’. Hij heeft een hele goede reputatie wat betreft heavy vinyl. Dus kwam de eerste fysieke kopie in augustus 2016 uit op vinyl.”
– Sinds februari is de plaat via MVKA Music ook uit in alle andere formats. Hoe verklaar je alle aandacht voor je muziek?
“Ik denk dat het veel met geluk te maken heeft, geluk dat ik iets uitbracht met black metal en Afro-Amerikaanse roots erin. Door het politieke klimaat lijkt het ook relevanter, dus het komt eigenlijk neer op geluk.”
– Terwijl er juist in black metal toch veel purisme heerst, mensen die fervent tegen elke vorm van black metal zijn die niet zo puur als het origineel is. Heb je dat gemerkt?
“Natuurlijk is er veel haat geweest van black metal-puristen, maar ik kan dat begrijpen. Het is strikt genomen geen black metal. Maar black metal was ooit de meest extreme muziek ter wereld en het heeft inmiddels een bijna klassieke vibe gekregen. Het ging eerst om het breken van de regels en zichzelf opnieuw uitvinden, nu is het precies het tegenovergestelde: heel strikt en erg gecontroleerd. Dat klopt niet met de filosofie van black metal.”
– Er is ook veel black metal op Roadburn, met aandacht voor uiteenlopende florerende scenes.
“Ja, met Oathbreaker en Schammasch bijvoorbeeld. Dat wordt echt geweldig. Het leeft enorm en niet alleen in de strikte vorm gelukkig.”
– Je noemde de politieke situatie. Heeft dat ertoe bijgedragen dat je muziek meer aandacht kreeg?
“Ja, zeker in de Verenigde Staten in de Black Lives Matter-beweging die nadrukkelijk aanwezig was in de media. En nu met ‘die oranje persoon’ aan de macht, lijkt het er wel op dat mensen meer behoefte hebben aan vormen van steun of troost.”
– Je bent zelf ook deels Amerikaans. Wie is Manuel Gagneux eigenlijk?
“Ik ben geboren en getogen in Zwitserland, maar mijn moeder komt uit Amerika. Zij is Afro-Amerikaans, terwijl mijn vader superwit en super-Zwiters is, dus ik ben…nogal gemengd haha.”
– En je culturele identiteit?
“Ik ben een muzikant. Ik hou ervan om kunst te maken en het maakt me niet echt uit welke kunstvorm. Maar op het moment ben ik vooral bezig met muziek, dus ik denk dat ik me nu een muzikant mag noemen.”
– Mogen we Zeal & Ardor bestempelen als een product van de Zwitserse underground-scene? Bestaat die scene überhaupt?
“Ja er is een enorme underground-scene in Zwitserland. Het is een vreemd land in het opzicht dat het hele weirde en originele moderne muziek heeft, maar ze zijn erg verlegen om daarmee naar buiten te treden. Twintig jaar geleden was dat anders en hadden we Yello, Young Gods en mensen die echt grenzen doorbraken. Nu hebben mensen de neiging om het achter de schermen of thuis te doen. Maar er gebeuren nog steeds vele interessante dingen hier.”
– Ik denk dat veel mensen Zwitserland zien als een wat idyllisch, maar zeker geïsoleerd Alpenland. Klopt dat voor de muziekscene en beïnvloedt het je muziek?
“Ik zou niet zeggen dat het mijn muziek beïnvloedt, maar ik ben heel blij dat er meer creatieve mensen hier zijn. Natuurlijk is er een idyllisch en Alpen-aspect aan dit land, maar er is zeker meer aan de hand.”
– Je woont in Basel, het Duitse deel van Zwitserland. Ik ben daar één keer geweest en herinner me dat we ruim een week fietsten om er te komen en vervolgens net over de grens in Duitsland gingen eten omdat het zo duur was.
“Haha, ja dat doen wij ook. Het is echt enorm duur hier. Ik ben niet echt een rijk persoon en op het moment alleen bezig met muziek, iets dat niet direct veel geld oplevert. Maar het is wat ik wil doen, dus het is mijn eigen schuld. En ik ben gelukkig met hoe het nu gaat.”
– Er is al veel geschreven over je invloeden. Onze recensent noemt Afro-Amerikaanse worksongs, spirituals, deltablues, Noorse black metal en merkte op dat de gruizige veldopnamen die etnomusicologen John en Alan Lomax van die worksongs maakten, in dezelfde lijn liggen met het lo-fi productieprincipe in black metal.
“Dat zijn inderdaad de voornaamste invloeden, samen met de vroege tweede golf van Noorse black metal. Die hebben veel gemeen, ze zijn allemaal opgenomen met erg ‘shitty’ apparatuur. En gelukkig heb ik niet al te goede apparatuur en zo kan ik dat nabootsen, haha.”
– Dat voegt er ook een zekere melancholische vibe aan toe. Is dat iets dat je nastreft of stuitte je daar bij toeval op?
“Het is absoluut iets waar ik naar streef. Het doet iets met de luisteraar als het een beetje ingeblikt klinkt. Dat heeft misschien ook te maken met telefoneren. Wanneer je naar een vriend of familielid aan de telefoon luistert, dan klinkt dat altijd heel afgeknepen, gecomprimeerd en ook heel persoonlijk. Ik denk dat je vergelijkbare reacties krijgt als je luistert naar muziek met dergelijke effecten.”
– Hoe moeilijk was het om worksongs, om die gospelmuziek te mixen met black metal?
“Het kost wat tijd. Het kostte me zo’n zeven nummers om het te laten klinken als iets waarvan je kunt genieten. Maar ze hebben juist veel vergelijkbare elementen, het zijn beide hele emotionele en directe muziekgenres. Dus nu ik het een beetje doordacht heb, kan ik oprecht zeggen dat het best eenvoudig is.”
– Luisterend naar de plaat ontdek ik telkens weer nieuwe kleine geluiden, vermoed ik brekend glas en rammelende ketens te horen en iets dat als een xylofoon klinkt.
“Dat is een muziekdoos, een klein doosje voor kinderen waar je aan moet draaien om een melodietje te krijgen. Ik heb er zo eentje waar je papier met gaatjes in stopt en dan maakt die er een nummer van. Het was een enorme rotklus om te maken, maar ik ben blij dat ik het gedaan heb.”
– Die koos je om een zekere retrosound te krijgen?
“Om een bepaalde nostaligsche sound te krijgen. Als je iets dat je in je jeugd hebt gemaakt in een andere context plaatst, dan raakt je dat op een hele andere manier. Althans, dat was het idee. Ik weet niet helemaal zeker of dat ook zo uitpakte.”
– En het geluid van de kettingen?
“Dat zijn originele slaven-elementen. In de tijd van slavernij marcheerden ze in het ritme van de songs die ze zongen, dus dat wilde ik reproduceren. Het zijn geen echte ketens die je hoort, maar eigenlijk het geluid van mijn sleutels die op tafel vallen. Daarvan heb ik de toon lager gemaakt zodat het klinkt als…”
– De plaat geeft vele vibes af, er zijn melancholische, haast warme stukken en ook delen die meer manisch en sinister zijn. Tegen het einde vertraagt het met het nummer What Is A Killer LIke You Gonna Do Here en wordt het wat meer unheimisch. Zeker omdat je begint met mompelen ‘Have You Ever Killed A Man Before?’
“Dat is een zinnetje dat me eigenlijk al een paar jaar was bijgebleven en ik vond het cool om dat te gebruiken. Ik luisterde veel naar Tom Waits tijdens de opnames van het album, dat was ook een grote inspiratie en daarom maakte ik deze erg ‘Tom Waits-esque’ song. Wat ook heel leuk was om te doen trouwens.”
– Je album duurt zo’n 25 minuten, geldt dat ook voor de liveset of heb je meer materiaal?
“Ik denk dat als we een set van maar 25 minuten zouden spelen, dat mensen ons zouden ombrengen. Maar we hebben gelukkig een hoop nieuw materiaal. We spelen de meeste nummers van de plaat, plus zo’n negen nieuwe songs. Het is wel een volledige set hoor. Als je eraan denkt dat we op Roadburn gaan spelen, wat toch wel bizar is, dan – en ik denk dat ik dit nu wel moet zeggen – is het zo’n eer om te spelen op een festival waar mijn idolen ook spelen. Dat is heel bemoedigend, maar ook heel beangstigend, want we hebben nog geen concerten gedaan en Walter heeft een enorm vertrouwen in ons uitgesproken. We zijn zeer gelukkig dat we deze kans krijgen.”
– Welke idolen spelen er zoal?
“Baroness speelt er bijvoorbeeld. En Coven speelt, wat echt ongelofelijk is. En Bongripper, wat niet direct een idool is, maar ik ben wel fucking gek van ze. Het gebeurt overal, overal waar je kijkt op Roadburn is wel een magische droom line-up bezig.”
– Die fraaie livesessie van Couleur 3 in Lausanne was dus de eerste live-ervaring voor jou en de band? Brengt die onervarenheid zenuwen met zich mee voor de Roadburn-show?
“Jazeker, dat was de allereerste keer. We bereiden ons voor door zo’n beetje elke dag te oefenen. Dat is het enige en het beste wat we kunnen doen. En we spelen nog een paar shows voor we op Roadburn arriveren.”
– Was het moeilijk om een band te kiezen? Was het album het startpunt voor die zoektocht of dacht je daar tijdens het schrijven al aan?
“Nee, ik heb daar nooit aan gedacht. Gelukkig heb ik vrienden die ook briljante muzikanten zijn. Die belde ik op: ‘He, ik heb een album en wil je mee op tour?’ Dat vonden ze ok en zo zijn we nu een band, haha. We zijn met z’n zessen. Er is nog een gitarist, een bassist, een drummer en twee achtergrondzangers.”
– Het lijkt me niet niks om dit album naar een live-setting te vertalen en ik las ook dat je wil dat het meer dan een concert wordt: ‘iets tussen een concert en een behoorlijk fucked up toneelstuk’.
“We spelen met veel elementen, maar het is een dunne lijn. Want ik wil dat de muziek het aandachtspunt is, en hoe meer we op het podium doen hoe minder aandacht de muziek krijgt. Dus we moeten de balans zien te vinden tussen showelementen en de eigenlijke muziek. Maar ik kan wel beloven dat er wat toneel-elementen in onze show zullen zitten.”
– Moeten we aan kooidansers denken?
“Dat is nog geheim, maar het zullen zeker geen kooidansers zijn, hahaha. Hoewel, fuck it, het is wel een goed idee eigenlijk. Wie weet.”
– Is dat de grootste uitdaging voor Zeal & Ardor: de muziek op een geloofwaardige wijze op het podium vertolken?
“Ja, dat denk ik wel. Maar de mensen waar ik mee speel vertrouw ik volkomen en ze zijn erg goed. Dus ik kan dat aanpakken en me daar op richten. Het zou niet zo’n zware wedstrijd moeten worden. Het is veel werk, maar wel te doen.”
– Je hebt inmiddels aardig wat shows staan, zo speel je ook op Psycho Las Vegas, Leeds & Reading, Reeperbahn, The Great Escape en nog een Nederlands festival: Best Kept Secret. Waar verwacht je met deze band te staan over een half jaar?
“Ik heb absoluut geen idee man. Dit is begonnen als iets dat ik in mijn kelder deed en nu krijgen we al die optredens. Als ik iets weet, dan is het dat ik geen idee heb wat er gaat gebeuren. Ik kan gewoon doen wat ik het beste doe en het laten gebeuren.”
– Zijn er geen verwachtingen waar je voor je zelf aan moet voldoen?
“Nee, ik heb aan al mijn verwachtingen voldaan en ben ze al gepasseerd. Nu is het gewoon een kwestie van daarmee gelukkig zijn en goede shows spelen.”
– Je zei dat er al negen nieuwe nummers zijn om te spelen. Ligt het volgende Zeal & Ardor album al klaar?
“Zo goed als ja. Het coole is dat nu we veel gigs gaan spelen, we er meteen achter kunnen komen wat mensen wel en niet leuk vinden. We hebben nog nooit live-feedback gehad. Afgaande daarop denk ik dat er wel een tweede album komt en dat is een opwindende gedachte.”
Devil Is Fine is 24 februari uitgekomen via ADA/MVKA Music, onder meer via Spotify te beluisteren (hieronder) en Zeal & Ardor staat vrijdag 21 april op Roadburn Festival in Tilburg (vanaf 23.00 in Het Patronaat) en vrijdag 16 juni op Best Kept Secret in Hilvarenbeek.
Nog geen reacties!
Er zijn nog geen reacties geplaatst.