Een impressionistische video op het scherm voordat de band opkomt, een rek van vijf gitaren en de wierookstokjes die de bassist vooraan op het podium neerlegt verraden al gelijk dat je bij Oxbow geen regulier optreden te wachten staat. De Amerikaanse band, al sinds eind jaren tachtig samen en nog altijd niet voor één gat te vangen, speelt meer dan een uur lang noise rock serenades om je vingers bij af te likken. In een dampend Merleyn laat de band zien hoe ze zich door de jaren heen ontwikkeld hebben, met een setlist die de nadruk legt op hun laatste paar albums, maar ook in het diepe van hun catalogus duikt.
Tekst: Justin Scholtze / Fotografie: Charlotte Grips
Zweetdruppels
Wachtend in de voorruimte van Merleyn is al snel duidelijk dat het een zweterige bedoeling gaat zijn. Dat is misschien ook wel passend bij de nummers van hun nieuwste album ‘Love’s Holiday’ (maar ook genoeg van hun oudere nummers) die gevuld zijn met teksten over liefde, lust en verlangen. In die voorruimte hangt een propellertje aan het plafond dat zich probeert te verzetten tegen de nazomerse hittegolf waar we ons in bevinden, maar weet het gevecht tegen de hitte niet te winnen. Dat gevecht wordt evenmin gewonnen door de kleren die zanger Eugene Robinson aanheeft, wanneer de zaal eenmaal geopend is en de band begint met spelen. Nog voor het eerste nummer eindigt rijt hij de knopen van zijn bloes open en bij het tweede nummer scheurt hij z’n broek eraf om zijn door vechtsport getrainde lichaam te tonen. Nog gekleed in slechts een onderbroek en gilet merkt Eugene Robinson – naast zanger ook MMA-vechter, schrijver, journalist en scherp als altijd – tussen de nummers door op dat dit met klimaatverandering toch echt de outfit van de toekomst is: “September is hot.”
Het is nooit makkelijk geweest om de muziek van Oxbow te omschrijven. Robinson heeft een unieke manier van zingen (noem je het praatzang, croonen?) en de instrumentatie van de rest van de band is complex en uitdagend. De structuur van hun nummers is net zo los is als de uitgereten kleding van de zanger, zoals bij het geweldige nummer Host waar de set mee begint, of later bij Down A Stair Backward. Gaandeweg het optreden neemt de temperatuur en de intensiteit van de muziek toe, met bijvoorbeeld het oudere maar nog altijd overdonderende The Last Good Time. Robinson fluistert, schreeuwt, of zingt op een praatzangachtige manier, en laat op de momenten die dat toestaan zijn bescheiden dansmoves zien. De zweetdruppels van Robinson, gitarist Niko Wenner, bassist Dan Adams en drummer Greg Davis beginnen steeds meer over het podium te vliegen.
Auditief geweld
Zo los als de muziek klinkt, zo in controle is de band van hun muziek. Het geluid is fantastisch afgestemd, het brullen en zingen van Robinson klinkt loepzuiver over de chaotische instrumentatie van de band. Je proeft aan alles de baklading ervaring die de band, die in vrijwel dezelfde opstelling al sinds 1989 samen is, met zich meedraagt. Het rek van vijf gitaren naast Wenner was eigenlijk ook wel een vereiste, met een setlist die haast al die jaren spant en de stijl van de band die tot op de dag van vandaag in ontwikkeling is. Ouder werk is vaak puur auditief geweld, maar hun nieuwere nummers hebben iets zwoels, zijn soms bijna swingend te noemen – al is het maar om de ritmische dansmoves van de zanger.
Op het eind speelt de band nog een paar extra nummers, ‘we hoeven toch nergens anders nog heen’ zegt Wenner, en dat is boffen ook. Het laatste nummer dat ze spelen, All Gone, waarop Wenner zijn gitaar inruilt voor piano, is het absolute hoogtepunt van de avond. Robinson verkondigt als een soort kerkvader zijn literaire teksten, begeleid door Wenner die zijn gitaar heeft ingewisseld voor piano. Oxbow laat zien dat het zelfs na bijna 35 jaar nog altijd een van de meest interessante en verbluffende acts is die je tegen gaat komen.
Nog geen reacties!
Er zijn nog geen reacties geplaatst.