Foto: Matt Grayson

Foto: Matt Grayson

Bellen met Brant Bjork, drummer van zo’n beetje de moeder van alle stonerbands Kyuss, en meerdere buitenechtelijke zonen als Fu Manchu, Mondo Generator en recenter Vista Chino (Kyuss Lives), labeleigenaar (Low Desert Punk Recordings), producer (o.a. Fu Manchu), gitarist/bassist (Fatso Jetson, Desert Sessions) en de laatste jaren vooral frontman van zijn eigen band. Sinds zijn monumentale solodebuut Jalamanta (1999) bracht hij zeker twaalf soloplaten uit. Nu, met recent niet één maar twee nieuwe albums uit en concerten in de Melkweg, Effenaar en Botanique begin oktober, is het een uitgelezen kans om de Palm Desert-pionier te interviewen.

Door Ingmar Griffioen

De eerste keer Brant Bjork live was meteen goed voor één van m’n meest geslaagde concertervaringen. Bevrijdingsdag 2006 in Cul de Sac in Tilburg, een maand nadat Brant Bjork & The Bros een steenworp verder op Roadburn speelden. Ik was nooit eerder in Cul de Sac geweest en mans muzikale cv, vermeerderd met de geweldige set op Roadburn 2005 die ik via VPRO 3voor12 kapot draaide, de beperkte capaciteit en het ontbreken van voorverkoop, deden me vol zenuwen naar Tilburg reizen. Veel te vroeg, want de verkoop was nog niet gestart. Wachtend op het terras zag ik tot mijn stijgende verbazing een groep mannen komen aanslenteren en aan een tafeltje plaatsnemen. Brant Bjork zat gewoon een paar meter verderop heel relaxed te kletsen met zijn bandleden.

Aangezien de drummer van de Bros, een man met een enorme bos blonde krullen, zijn voet gebroken had, moest het pedaal nog even op de andere bassdrum gezet worden. Het leek het spel niet te schaden. Brant Bjork & The Bros begonnen in ‘de kuil’ van Cul rustig aan een schier eindeloze set. We stonden helemaal vooraan en heavy groovende tripmuziek was nog nooit zo dichtbij gekomen.

Ondanks die ervaring is toch weer even de heerlijke spanning en onrust voelbaar, zeker als de telefoon tergend lang overgaat aan de andere kant van de grote plas en op voicemail slaat. Tot opeens een “hello?” klinkt, met een stem die verraadt dat het in Californië nog erg vroeg is. We spreken over zijn uitgebreide discografie, zijn soloplaten, de magie van het podium, heilzame marihuana, groovy jams, de omslag van drummer tot frontman, voormalige bands Kyuss, Katzenjammer en Vista Chino en uiteraard over Fatso Jetson, generator party’s en de Palm Desert Scene. “Ik draag het mee in mijn hart en mijn muziek. Ik heb nog steeds dezelfde creatieve idealen als toen en voel me een ambassadeur van die tijd en die plek.” Bjork is uitgesproken over zijn handelsmerk: “Groovy jammen is als thuiskomen.”

Album Tao of the Devil:

Vorig jaar bracht je het album Tao of the Devil uit. Ik probeerde tevergeefs uit te vogelen hoeveel solo-albums je nu uit hebt.
“Ik heb er wel een paar ja. Het is waarschijnlijk mijn elfde of twaalfde, of misschien wel mijn dertiende, ik heb het niet echt bijgehouden.”

Je hebt ook albums gemaakt als Brant Bjork and the Bros en met The Low Desert Punk Band. Die beschouw je ook als solo-albums?
“Ik eer altijd respectvol de muzikanten die ik voor een band verzamel. Soms geef ik er een naam aan, maar de meeste muziek die onder de naam Brant Bjork verschijnt is door mij geschreven. Eigenlijk alle muziek met uitzondering van een paar songs door de jaren heen. Dus het zijn absoluut solo-albums ja.”

De nieuwe single heet The Gree Heen, het is de albumopener en tevens de naam van deze tour. Je zingt daarin: “I got all that I need, I got the greeheen. You got…” Een typisch Brant Bjork-thema.
“Haha, ehm ja. Voor mij is dat een klassieke Amerikaanse bluessong. En ik vier mijn liefde voor marihuana, zo simpel is het.”

Het doet me denken aan een frase uit je oudere nummer Automatic Fantastic: “The rich man got all the green…but it ain’t the kind me and the Bros smoke.”
“Yeah. Wel marihuana, en de ganja-cultuur in het algemeen, is een continue referentiepunt en onderwerp voor mij solo-artiest. En dat was het ook in de tijd dat ik nog in bands drumde. Ik heb daar nooit een geheim van gemaakt. Een groot deel van mijn evolutie als muzikant, ook als jong kind, komt voort uit de ontdekking van marihuana.”

Green kan ook op geld slaan?
“Nee, dat zou ik niet zeggen. Niks mis met geld, maar ik heb mijn hele leven naar creativiteit gezocht en ik leerde op een heel jonge leeftijd dat geld geen geluk brengt. Ik denk dat het vrij duidelijk is dat ik niet streef naar geld, haha.

“De lyrics van The Gree Heen zijn vrij direct. We hebben marihuana lange tijd echt gedemoniseerd. In Amerika is het een voortdurende strijd geweest, sinds de jaren ’30 en ’40 zelfs. Het lijkt er pas nu op, voor mij als inwoner van Californië althans, dat daar verandering in komt. Ik vind dat zeer positief. De wereld is een krankzinnige plek, die soms per dag krankzinniger lijkt te worden en Amerika is absoluut een krankzinnig land. Ik denk dat marihuana niet zomaar bestaat en dat het kan helpen. (Giechelend) “Hopelijk kan het de gekte een beetje vertragen.

“Ik vertrouw er niet op voor mijn welzijn en mijn creativiteit. Ik heb mijn hele leven heel hard gewerkt voor mijn muziek en zie marihuana als een tool. En misschien ook wel als medicijn, in de zin dat het mensen minder agressief maakt. Er is voor een mens zo ongelofelijk veel afleiding in de moderne wereld. Maar mijn reis is minder extern, meer innerlijk, een soort meditatie. Ik wil naar binnen gaan, tijdreizen en naar mijn ziel gaan. En ik heb door de jaren heen geleerd dat marihuana me helpt bij dat streven. Nogmaals: Ik heb het niet per se nodig, maar het helpt me absoluut. En ik geniet ervan.”

Live in Europe ’16:

Je hebt net (22 september) een live-album uitgebracht via Napalm Records en het heet ‘Europe 2016’.
“Halverwege die Europese tour besloten we een show op te nemen en dan kun je die net zo goed uitbrengen ook. We deden een paar telefoontjes en 24 uur later had ons productieteam alles geregeld: Zo namen we de laatste show van de tour in Berlijn op. We hebben geen post-productie gedaan en de enige montage was om te zorgen dat het op één release paste. Verder hoor je dus de integrale show.”

Er wordt, al een tijd zelfs, gesproken over een instrumentaal en jazzy Brant Bjork-album, genaamd Jacuzzi.
(Even aarzelend, dan grinnikend) “Dat is wel interessant. Het is mijn meest veelbesproken plaat en ik heb ‘m niet eens uitgebracht. Zo grappig. Ik heb die plaat in 2010 opgenomen. Terwijl ik wat anders aan het opnemen was, stopte ik opeens middenin een sessie en begon te improviseren, en spontaan nieuwe muziek te maken. En daarna heb ik het op de plank gelegd. Vrijwel direct daarna begon ik platen te maken met Napalm Records. We hadden een ongeschreven afspraak om ons eerst te concentreren op nieuwe muziek met een nieuwe band. Recent zijn we pas gaan overleggen over opnames op de plank en of we daar wat van uit willen brengen. Als ik nog mijn eigen platenlabel zou hebben, had ik Jacuzzi al lang geleden uitgebracht. Sinds ik dat ten grave heb gedragen, heb ik niet de middelen gehad om het uit te brengen. Maar we gaan ons best doen.”

Op een gegeven moment zal het meest besproken Brant Bjork-album ook daadwerkelijk te koop zijn. Het live-album is dat nu al en zal ook bij de shows in de Benelux te krijgen zijn. Ditmaal treed je met een special guest op: Sean Wheeler, een rock ’n roll- of Americana-zanger?
“Ik zie hem als een oude vriend en mentor uit de woestijn. Ik zag hem vaak optreden toen ik jonger was. Voor mij is hij de ‘original Low Desert Punk’, hij is gewoon zo’n magische performer en persoon. Hij is mijn persoonlijke spirituele adviseur, we zijn al jarenlang bevriend en hebben vaker samengewerkt. We wilden samen touren met zijn band als openingsact, maar het bleek allemaal problematisch qua transport en financiering. Dus besloten we dat Sean zich als special guest bij mijn band voegt en een handvol nummers zingt.”

Ik zag een fragment op YouTube waar jullie in The Stones’ Jumping Jack Flash terechtkomen. Je live-album eindigt met een vergelijkbare ‘medley’.
“We hebbben dat sinds Athene niet meer gedaan. Maar we zijn allemaal grote Stones-fans en dachten dat die song erg tof zou zijn om te spelen. En dat was het ook.”

Is dat hoe het live gaat, is er ruimte voor improvisaties, jams en kijken waar je uitkomt of is het vooral de setlist volgen?
“We doen het allebei. Ik zou graag meer songs uit mijn catalogus spelen en ook meer improviseren en jammen, maar we doen niet veel van die 3 uur durende shows meer. Ik wil het publiek niet uitputten, haha. Mijn bandleden en ik zijn ook vrij druk. Sommigen van ons hebben kinderen nu, dus hebben niet meer zoveel tijd om te repeteren en zoveel nummers paraat te hebben. We richten ons nu op wat we beheersen, gaan het podium op en spelen dat, en sommige avonden improviseren we er nog op los. Ik ben eigenlijk altijd een improviserende muzikant geweest. Sommige platen hebben classic rock-arrangementen en zelfs pop-arrangementen, maar op het podium benader ik mijn shows bijna vanuit een jazz-blues-perspectief.”

Ik hoorde Brant Bjork & The Bros voor het eerst in opnames van Roadburn 2005, opnames waarin heel veel groove zat, die me echt raakten. Op je laatste album Tao Of The Devil brengt het repetitieve riff-werk die herinneringen tot leven. Zeker in single Stackt, maar ook in de afsluitende Evening Jam.
“Ik ben een zoeker, een onderzoeker, en ik hou ervan om te ontdekken en te experimenteren. En ik denk dat als iemand mijn catalogus beluistert, dat ze iemand horen die op zoek is. Ik stuit niet altijd op goud, maar het draait allemaal om het proces, de reis is bijna belangrijker dan de bestemming. Maar er zijn wat natuurlijke bestemmingen, waar ik onvermijdelijk op uitkom en telkens bij terugkeer. Die groovy, jammende stijl is iets wat ik natuurlijk doe. Soms probeer ik daar een jam van te maken en soms juist om het strakker aan te pakken. Ik wil zo de boel opschudden voor mezelf en mijn band. Maar het is echt of ik thuiskom als ik terugkeer bij die groovy jams.”

Als een van de pilaren van de Palm Desert scene ben je nog betrokken bij generator party’s, of meer een Desert Generator Festival. Het leeft dus nog.
“Ja, we hadden onze tweede editie afgelopen april en het gaat weer gebeuren komend jaar. Ik heb niet echt veel te maken met de organisatie hoor, maar ik endorse en support het wel. Ik speel er, ben bevriend met de organisatoren en heb geholpen met het cureren en het concept.”

Vorig jaar spraken we met Mario Lalli, die met Fatso Jetson kwam optreden en een nieuwe plaat en zijn zoon bij zich had. Evenals mooie verhalen over de Palm Desert scene van toen en nu. Hoe denk jij over de staat van de scene waar jullie beiden zoveel aan bijdroegen?
“Het lijkt alsof het werk dat we al die jaren terug in de woestijn deden, een effect heeft gehad over de hele wereld. Wat heel bizar is, want niemand van ons dacht dat we ooit erkenning zouden krijgen. Logisch, we zaten ‘in the middle of nowhere’. Dus dat is een mooie ironie.

“Wat de scene nu betreft: dat is moeilijk te zeggen. Zover als ik uit historische studies van bewegingen kan opmaken, houden scenes het meestal niet zo lang vol. En onze scene was geen uitzondering. We waren actief van midden jaren tachtig tot begin jaren negentig en daarna was het echt over. De generator party scene, wat denk ik de scene is die de meeste mensen wereldwijd romantiseren, die duurde niet erg lang. Op dat moment was het een heel interessant tijdperk, geweldig om daar deel van uit te maken. Ik draag mijn eigen idee van wat het was mee in mijn hart en mijn muziek. Ik heb nog steeds dezelfde creatieve idealen als toen en ik omarm het idee dat ik een ambassadeur ben van die tijd en die plek. Het was mijn tijd en mijn plek.”

brant-bjorkHoe zou je die creatieve idealen omschrijven?
“Dat is nog best moeilijk te verwoorden… Als ik refereer aan mijn positie en bijdrage aan de band Kyuss, dan zeg ik dat we allemaal hele verschillende individuen waren – wat de band eigenlijk maakte tot wat het was – en ik had altijd het idee dat ik de hippie van de band was. De late sixties, wel mid tot late sixties en een deel van de vroege seventies, dat is waar mijn hart en ziel is. Dat is de tijd waar ik me mee identificeer, wat ik bestudeer en waar ik van houd. Ik houd van muziek uit vele tijden, maar dat is de muziek waar ik altijd weer naar terug blijk te gaan, niet per se altijd sonisch, maar zeker qua idealisme. Ik identificeer me sterk met de mindset van de artiesten in de sixties en met de ideologie. Als ik een creatieve automobiel ben, dan zou de brandstof absoluut uit de sixties komen.”

Niet per se artiesten als The Byrds, Jimi Hendrix, Band of Gypsys, maar meer het gevoel?
Grinnikend: “Niet per se, maar dat zijn wel drie van mijn favoriete artiesten. Ik houd van The Byrds, echt een van mijn favoriete bands, uiteraard Hendrix en ook Band of Gypsys. Plus The Beatles, Grateful Dead, Buffalo Springfield, Iron Butterfly, The Cream… Ik houd erg van de mid tot late sixties, van de spirit en mindset die ze hadden. En veel van hen rookten ook weed trouwens haha, die muziek klinkt zo vanwege een bepaalde reden.”

Ik dacht aan Band of Gypsys vanwege de Belgische band Triggerfinger. Zij noemden Band of Gypsys, met muzikanten die dicht op elkaar staan, als inspiratie voor hun hechte, compacte sound en groove.
“Ja, technisch en muzikaal gezien was Band of Gypsys een doorbraak in sound en performance. Een belangrijke reden waarom ik de sixties bestudeer en liefheb, is dat ik zo van het ‘pre-heavy rocktijdperk’ houd. Toen de seventies aanbrak, was hardrock en heavy rock al heel uitgekristalliseerd. De bravado (dikdoenerij, IG.) en machismo waren gearriveerd evenals grootse, gekke geluiden, en alle dingen waarvan ik houd bij Sabbath, Zeppelin en Deep Purple.

“Maar ik heb meer met bands die op zoek gingen, die zich ontwikkelden en eigenlijk de weg plaveidden, de fundering waar de seventies rockmonsters op voort konden bouwen. Ik houd van de heaviness van Hendrix, Beatles, The Cream, Blue Cheer en Grateful Dead, dat is mijn favoriete ‘heavy’, met soul en groove. Er zit een hoop blues en jazz in.”

Brant Bjork & the Bros Live at Roadburn ’10 from Lee Sakura on Vimeo.

Op Roadburn 2010 opende je de song Low Desert Punk met “This one is for Fatso Jetson and Johnny G”.
“Dat jaar speelden Fatso Jetson en John Garcia, en ze zijn toch mijn broeders. We zijn allemaal ‘Low Desert Punks’ en ik wilde eigenlijk gewoon ‘hallo’ en ‘ik houd van jullie’ zeggen.”

John speelde toen met Garcia Plays Kyuss, hij had echt een goede Nederlands-Belgische band om zich heen verzameld en voor mij was het de eerste keer dat ik Kyuss-songs live hoorde. We waren superenthousiast dus, en aangezien jij ook op de bill stond, hoopten we vurig dat je mee zou spelen, bijvoorbeeld bij Gardenia.
“Er was niet echt een duidelijke reden dat het niet gebeurde, behalve dat ik niet gevraagd was en ik zelf ook niet vroeg of ik mee kon spelen. Ik was net zo nieuwsgierig als iedereen om John en de band te zien optreden en stond in het publiek. Niet veel later vroeg hij me wel om mee te spelen. Je moet ook bedenken dat zij toen bijna nog niet opgetreden hadden. Het was waarschijnlijk wat te gek om al een origineel lid erbij te vragen, ze wilden vast nog op eigen kracht een bepaalde chemie en richting ontwikkelen. Ik vond dat het een heel respectvolle performance was en genoot er erg van.”

Jullie kwamen inderdaad alsnog samen, iets van een jaar later in Kyuss Lives met ook Nick Oliveri op bas. Die band speelde ook op Roadburn, en Pinkpop, en werd uiteindelijk Vista Chino. Jullie brachten één album uit, maar inmiddels is het al even stil. Zit er nog leven in die band?
“Moeilijk om te zeggen. De hele Kyuss Lives-ervaring was zo organisch, we hadden het niet echt gepland en toen het begon te vormen, ging het ook als een sneeuwbal en we wisten niet waar het ons heen zou voeren. Dus hielden we ons vast en genoten van de rit zolang we konden. Nadat we met de Vista Chino-plaat hadden getourd, waren John en ik volgens mij wel gretig om weer ons solo-werk op te pikken. We wisten niet hoe te stoppen, dus hebben we Vista Chino maar gewoon geparkeerd en zijn teruggekeerd naar ons oude werk. Dus ik weet niet wat het plan is, ik verwacht niks en ben blij met de plaat die we hebben gemaakt. Als de jongens me bellen om nog een plaat te doen, wil ik het er zeker over hebben. Maar op dit moment ben ik erg tevreden om me op mijn eigen werk te kunnen richten.”

Je had het net over de generator party’s, een tijdperk waarin je enorm productief was, ook als producer voor onder meer Fu Manchu. Op een gegeven moment ben je van drummer naar gitarist en frontman gegaan. Hoe gaat zoiets?
“Het was een breekpunt, maar eentje die geleidelijk kwam. Ik denk dat het een punt is waar multi-creatieve drummers uiteindelijk op uitkomen. Of je nu Don Henley bent, Phil Collins of Dave Grohl; die hadden een goede loopbaan als drummer in een geweldige band, maar ze hebben ook andere skills zoals arrangeren, songwriting, zingen, gitaar spelen, platen produceren, etc..

“Ik heb mezelf nooit enkel als de drummer gezien. Ik speel drums en ik houd ervan, ik ben erg dankbaar en trots op wat ik heb bereikt als drummer, maar ik definieer mezelf niet als drummer. Ik ben een muzikant en ik maak muziek, de instrumenten zijn gereedschappen die ik gebruik om mijn creatieve huis te bouwen. Op een gegeven moment vond ik zingen, gitaar spelen en een band leiden de meest logische stap in mijn creativiteit. Dus het ging heel natuurlijk. Ik zag het aankomen en was me bewust dat het tijd was om naar die positie te springen. Ik geniet er nog altijd van.”

Op veel van je solo-albums speel je heel veel instrumenten. Is het moeilijk om een ander jouw muziek te laten drummen?
“Het is zo moeilijk als ik het zelf maak. Ik verwacht niet dat iemand het precies zo doet als ik, ik verzin ook van alles als ik platen maak. Maar de belangrijkste reden om het zelf in te spelen was meestal een economische; ik had vaak niet de tijd en het geld om een band samen te stellen, maar ik moest wel een plaat uitbrengen om rond te komen en dus begon ik ze in mijn eentje te maken. Muziek is mijn werk en ik moest aan het werk. Ik doe gewoon wat ik moet doen om muziek bij de mensen te krijgen en op te kunnen treden.”

Wat was de eerste keer dat je gitaar speelde? Deed je dat altijd al of groeide dat tijdens Desert Sessions?
“Ik kreeg een drumstel toen ik jong was, waarschijnlijk was ik elf en een jaar later kreeg ik een akoestische gitaar. Dus ik leerde mezelf drummen en niet veel later ook gitaar spelen. Ik had een solide plek als drummer, maar ik droeg wel bij aan het schrijven van songs, gedurende de hele periode in Kyuss, en ook in Fu Manchu, vanuit een gitaar-oogpunt. Toen het tijd werd om met mijn eigen muziek te gaan optreden, boden veel mensen zich aan. Maar ja, ik ben in wezen mijn verhaal aan het vertellen en ik verwacht niet dat iemand dat voor mij gaat vertellen. Na mijn ervaringen in die andere bands was het me heel duidelijk dat ik moest opstaan en het zelf doen.”

Kyuss met voorop Brant Bjork

Kyuss met voorop Brant Bjork

Toen jullie in 1987 begonnen met Katzenjammer (voorloper Sons Of Kyuss en Kyuss), was het toen logisch dat jij de drummer werd?
“We waren een typische provinciale punkrockband. Daarmee bedoel ik dat het echt een klein stadje was, dus er waren niet veel kids die muziek maakten, er waren nog minder kids die bezig waren met coole underground-muziek en er waren – dit wordt bijna een rekensom – nog minder kids die van coole underground-muziek hielden en instrumenten hadden én graag in een band wilden zitten. Ik denk dat Chris Cockrell (oorspronkelijke bassist, IG.), Nick, Josh en ik letterlijk de enige kids waren in onze buurt die niet dezelfde instrumenten bespeelden en van die muziek hielden. Ik kan me geen meer organische vorming van een band voorstellen. Iedereen pakte zijn instrumenten op en we gingen muziek maken.”

Dertig jaar verder doe je dat nog steeds. Waar geniet je het meest van als je op het podium staat?
“Ik houd er erg van om te communiceren met het publiek via ritme, melodie en tekst. Daar gaat het om. Songwriting en opnemen is gewoon mijn werk. Het is als zelfonderzoek. Ik ben op zoek, probeer de leegte in mezelf te vullen en muziek is het middel. Maar als het aankomt op die muziek live uitvoeren dan is er een publiek. Ik ben niet per se een entertainer, ik kom niet om door ringen te springen, ik kom om me te verbinden met mensen en te zien of we geestverwanten zijn, dezelfde emoties delen. Ik doe dat door mijn muziek en ik kijk ernaar uit om het publiek te zien reageren en onze overeenkomsten bevestigen. Dat noem je een relatie en daardoor voel ik me goed.”

Wordt de show beter als je dat voelt?
“Ja, maar ik verwacht niet elk optreden in extase te raken. Elke dag en elke show is verschillend en elke zaal en elk publiek ook. Soms voel ik me slecht en soms geweldig, daarom is het bestaan als reizende muzikant ook werk. Nogmaals: Het gaat me niet om de verwachte bestemming maar om de reis. Ik hou ervan om op het podium te staan en mijn muziek te spelen met mijn band. Dat voelt gewoon erg goed.”

Brant Bjork live:
04-10-2017 NL, Amsterdam @ Melkweg
05-10-2017 NL, Eindhoven @ Effenaar
08-10-2017 BE, Brussel @ Botanique

Brant Bjork schreef ook de soundtrack voor Sabbia, een film van Kate McCabe die een beeld geeft van de Californische low desert:



Deel dit artikel