Terwijl het bizarre jaar 2020 richting het einde strompelt, hebben de meeste muziekliefhebbers al ruim negen maanden geen concert meer bijgewoond en de vraag is hoe snel we in 2021 weer ‘normale’ concerten kunnen meemaken. Het gebrek aan livemuziek werd door Never Mind The Hype aangegrepen door een indrukwekkende hoeveelheid albumrecensies te publiceren. Toch komt er een moment dat je het gevoel hebt dat je Spotify wel zo’n beetje hebt uitgespeeld en wat kun je dan nog doen als muziekliefhebber wanneer de dagen korter en kouder worden? Dan kruip je met een dekentje op de bank en pak je een goed boek…
Tekst: Joost Schreurs
Opgelet: deze review bevat mogelijke spoilers!
Voor muziekliefhebbers die van lezen houden, is er een ruime keus aan boeken over bands en muzikanten. Dikke pillen over het leven van Keith Richards en Johnny Cash werden wereldwijde bestsellers en ook over veel metalartiesten verschenen de laatste jaren interessante biografieën, waaronder die van Tony Iommi, Ozzy Osbourne, Lemmy Kilmister en Bruce Dickinson.
Sinds oktober van dit jaar kunnen we Confess, de autobiografie van Rob Halford, zanger van de legendarische Britse metalband Judas Priest, aan dit rijtje toevoegen. Zoals dat vaker gaat bij autobiografieën kreeg Halford hulp van een ghost writer, namelijk Ian Gittins. Met ruim twintig boeken op zijn CV over U2, Depeche Mode, The Cure, Eminem en Björk is Gittins iemand die weet hoe je een goed muzikaal levensverhaal moet neerpennen. De combinatie van de vlotte, toegankelijke schrijfstijl van Gittins en het boeiende verhaal van Rob Halford is een gouden combinatie, want het boek leest als een trein en is soms moeilijk weg te leggen (‘nog één hoofdstukje dan’). Gittins schrijft, zoals Halford praat op het podium en in interviews, met de droog humoristische toon van een nuchtere ‘bloke’ uit de Britse Midlands.
Don’t ask don’t tell….
Confess is geen verhaal dat aan elkaar hangt van anekdotes over met drank, drugs en vrouwen doorspekte tours, daarvoor kun je beter een boek over Lemmy lezen. Halford had namelijk een geheim dat hij zijn halve leven met zich meetorste en bijna zijn ondergang werd en dat is zijn homoseksualiteit. Halford groeide op in een arbeidersgezin in Walsall, een industriestadje in de regio iets ten noorden van Birmingham, ook wel ‘Black Country’ genoemd, een streek met eenvoudige, nuchtere mensen, maar ook van ‘don’t ask, don’t tell’. Zeker eind jaren ’60 dus niet de meest ideale plek voor een homoseksuele jongen om op te groeien en dus bleef de jonge Halford angstvallig in de kast, hoewel zijn naaste vrienden en familie het eigenlijk allemaal wel wisten, maar ja: don’t ask, don’t tell…
De komst van Priest
De angst om uit de kast te komen werd alleen maar erger toen hij de zanger van Judas Priest werd en de band met iedere nieuwe plaat steeds succesvoller en groter werd. Halford was als de dood dat een ‘coming out’ de band te gronde zou richten, vanwege de vermeende homofobe machocultuur in de metalwereld. Het gevolg hiervan was eenzaamheid: een openlijke relatie was geen optie, sterker nog, de mannen waarmee hij wel intieme vriendschappen opbouwde, gaven Halford niet de liefde die hij in zijn verliefdheid van hen hoopte terug te krijgen. Deze eenzaamheid en frustratie over zijn liefdesleven leidde tot het volgende probleem: alcoholmisbruik (later kwam daar ook nog drugsmisbruik bij). Het grootste deel van de jaren ’70 en ’80 zagen de fans van Judas Priest een zelfverzekerde metalgod op het podium, maar het was ‘Dutch courage’ (lees: moed indrinken) en eigenlijk was de beste man in die tijd een emotioneel wrak dat iedere avond dan wel stomdronken in zijn bed stortte of anders stiekem zijn geluk beproefde op geheime homo-ontmoetingsplekken zoals WC’s van truckstops, meestal zonder succes. De anekdotes zijn soms hilarisch, één van de weinige keren dat hij wel succes had in de WC-hokjes bleek de andere persoon een Judas Priest T-shirt bleek te dragen, maar er klinkt ook een grote tragiek en veel verdriet in door.
De weg naar nuchterheid
De eerste ommekeer in het leven van de frontman vond medio jaren ’80 plaats tijdens de opnamen van het album Turbo. Met een gevaarlijke hoeveelheid slaappillen in zijn maag, weggespoeld met veel te veel drank, werd een depressieve Halford in het ziekenhuis opgenomen en daar besloot hij dat het zo niet langer kon: hij liet zich opnemen in een afkickkliniek. Halford meldt trots dat hij sindsdien, nu dus ruim 34 jaar geleden, geen druppel alcohol meer heeft gedronken. Nuchter en met nieuwe levenslust stortte hij zich weer op Judas Priest, waarmee hij nog altijd grootse successen vierde, bijvoorbeeld met het legendarische album Painkiller. Toch bleef er iets knagen en dat zit met name in zijn seksuele geaardheid die hij nog altijd niet openlijk kan uiten.
Last van de schouders
Het zal tot 1997 duren alvorens Halford ook deze last van zijn schouders wierp in een interview voor MTV (Voor de jonge lezers: dat staat voor Music Television en in de vorige eeuw werd er op die zender ook nog daadwerkelijk muziek uitgezonden). Op dat moment is hij uit Judas Priest gestapt ten faveure van een solocarrière, maar eigenlijk wil hij weer terug op het oude nest. Maar dat stugge, koppige Black Country ‘don’t ask, don’t tell’ zorgde ervoor dat Halford en zijn voormalige bandmaten jarenlang geen contact hadden. Ruim tien jaar duurde het alvorens Halford genoeg moed verzameld heeft om het Priest management een mailtje te sturen. Op dat moment heeft ook het liefdesleven van Halford een positieve wending genomen: hij heeft in ex-marinier Thomas de ware liefde ontmoet en zijn terugkeer is het ontbrekende puzzelstukje in een ‘eind goed, al goed’ verhaal, want op dat moment begint Judas Priest aan een succesvolle tweede helft van hun carrière.
Confess steekt als muzikale autobiografie uit boven talloze verhalen die zich beperken tot opsommingen van gebeurtenissen als ‘en toen namen we een album op, en toen gingen we op tournee en daarna stapte de drummer op’. De demonen waarmee Halford decennialang worstelde (drank, zijn geaardheid) komen uitgebreid aan bod en de gevolgen, die hem bijna kapot maakten, krijgen ruimschoots aandacht. Hierdoor leest Confess soms als een soort oproep of waarschuwing: “Wat je geaardheid ook is, blijf niet in de kast. Zie wat het met mij deed.” Toch is het zeker geen zwaarmoedig boek, want er is voldoende ruimte voor vrolijke anekdotes en hilarische gebeurtenissen die het bestaan van een metalband interessant maken. Verder wordt ook de relatie met zijn familie heel mooi beschreven. Walsall, waar zijn ouders hun hele leven hebben gewoond, is een ankerpunt in het leven van Halford waar hij altijd kan terugkeren en tot rust komen.
Dat het verhaal van Judas Priest en Rob Halford nog niet voorbij is, blijkt uit het laatste hoofdstuk waarin wordt beschreven hoe de band eind 2019 plannen maakt voor een nieuw album en een tour om het 50-jarige (!) bestaan te vieren. Maar toen werd het 2020 en eindigt het verhaal… Hoe het verdergaat en afloopt, zal de toekomst moeten uitwijzen.
Nog geen reacties!
Er zijn nog geen reacties geplaatst.